12
deurs" van den vroegeren tijd te goed deden. Vergeleken met de
gebeurtenissen in onze tegenwoordige positie in Groot-Atjeh sedert
Maart 1885, is in dit opzicbt sedert het begin van 1890 (dus onder
het bestuur van den Generaal van Teijn) aldaar eene groote ver
betering in den toestand binnen het door onze troepenmacht bezette
gebied te constateeren. De Generaal Roguet schreef:
„La chouannerie fait eruelle guerre a un gouvernement qui ne peut
l'atteindre sans sacrifier la légalité, son propre palladium; elle est aussi
inquiétante et plus difficile a comprimer qu'une insurrection c'est sou
vent un reste d'humeur politique échappé a tous les traitements, et dont
le temps seul peut détruire le germe; l'insurrection donne plus de prise,
se dévoile toute entiere, depend d'avantage des circonstancesune victoire>
un moment de terreur, de surprise ou de découragement peuvent la ter
miner tout-a-coup. Le difficile est de juger quand l'une, menant plus
vite a la pacification, doit être préférée a l'autre."
Van een formeelen Atjehschen oorlog was dus tot Maart 1896
geene sprake. De benden, die onze positie in Groot-Atjeh voort
durend verontrustten, waren hoogstens eenige honderden strijders
sterk. De oplossing vaD het Atjehvraagstuk, nadat die positie in
Maart 1885 door ons werd ingenomen en onze troepen er eene actieve
verdediging moesten voeren, maakte plaats voor de beantwoording
der vraag: hoe moeten wij die benden doen verloopen zonder offen
sieve optreding onzer troepenmacht Dat was het, wat die oplossing
zoo moeilijk maakte. Hoe maken wij het in Groot-Atjeh rustig
zonder zoodanige optreding? Wij mochten de kuststaatjes, de
Atjehsche Ouderhoorigheden nog zoo goed willen beheerschen door
eene streng volgehouden blokkade of door eene doeltreffende scheep
vaartregeling, zoolang het in Groot-Atjeh onrustig blijft en geene
blokkade, hoe consequent ook toegepast of geene, uit eene ruime
beurs georganiseerde scheepvaartregeliog is in staat, op zich zelve
aan den kankerenden toestand in Groot-Atjeh een einde te maken
zoolang is ook het Atjeh-vraagstuk niet opgelost.
Eene offensieve optreding onzer troepenmacht in Groot-Atjeh
zoude echter zeer spoedig van de bestaan hebbende chouannerie
een formeelen oorlog hebben gemaakt. Voor zoodanige optreding
moeten wij sterk zijn, omdat eene offensieve optreding zonder eene
sterke militaire bezetting van Groot-Atjeh of met zoodanige bezetting,