233 Aangezien nu bij Staatsblad 1890, No. 58, o. a. bepaald is, dat ver vangen wordt: de straf van cassatie met eerloosheid door militaire gevangenisstraf van 515 jaren of door cassatie met of zonderde in art. 9 vermelde ontzetting; de straf van cassatie met inhabiliteit door militaire gevangenisstraf van hoogstens 10 jaren of door cassatie zonder de in art. 9 vermelde ontzetting en de straf van cassatie zonder eerloosheid of inhabiliteit door militaire gevangenisstraf van hoogstens 5 jaren of door cassatie zonder de in art. 9 vermelde ontzetting; en alverder in datzelfde Staatsblad wordt gezegd, „dat waar de straf „van cassatie zonder nadere bijvoeging bedreigd is, de rechter de keus „heeft tusschen de straffen hierboven aangewezen, als vervangende de ^drie in het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande voorkomende „soorten van cassatie," dwaalt naar de meening der luitenants Collette en Verheij (bij welke meening wij ons gereedelijk aansluiten) de Heer Barre door op bladzijde 425 van zijn Strafrecht, uitgave 1891, te vermelden, dat in het hier bedoelde geval de officieren zullen worden gestraft met; „militaire gevan- „genisstraf van 5—15 jaren of met cassatie met of zonder ontzetting van „het recht om ooit weder bij de gewapende macht te dienen of eene „betrekking van militairen geemployeerde te bekleeden." Volgens des Heeren Barré's redactie toch zou buitengesloten zijn de strafoplegging van militaire gevangenis voor eenen tijd minder dan dien van vijf jaren. De overige verschillen in strafbedreiging tusschen Collette en Verheij ter eenre en Barre ter andere zijde bestaan slechts in schijn. Zoo staat mede in artikel 76 van het Crimineel wetboek oorspronkelijk „en voor onderofficieren en gemeenen ten hoogsten met den kruiwagen „voor twee jaar", waarvoor in de plaats Barré aangeeft: „en voor onder- „officieren en gemeenen met militaire gevangenisstraf van 1—2 jaren"; terwijl Collette en Verheij schrijven „en voor onderofficieren en gemeenen „ten hoogste met militaire gevangenisstraf van 2 jaren." Afwijking nu bestaat ten deze niet, daar artikel 8 van Staatsblad 1890, n°. 58 o. m. bepaalt: „Zij", (de militaire gevangenisstraf) „wordt op- gelegd voor niet minder dan één en behoudens het geval voorzien in „artikel 16, voor niet meer dan vijftien jaren." De schrijfwijze van Barré sluit alzoo meer aan aan de redactie van de 10e alinia van artikel 19 van het Staatsblad 1890, n°. 58, die van Collette en Verheij aan het Crimineel wetboek, zooals het oorspronkelijk luidde. (1) (1). Elders wederom, b. v. in artikel 123, alwaar het Crimineel wetboek oorspron kelijk bedreigt: „3 jaar kruiwagen," zonder daaraan het woord .hoogstens' toe te voegen, hebben Collette en Verheij, even als Barré, de redactie van de 10de alinea, art. 19 Stbl. 1890, no. 58 overgenomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 244