234
Een ander voorbeeld.
In artikel 83 C. W. lezen wij bij Barre: „zal gestraft worden met den
„dood of met militaire gevangenisstraf van 1—15 jaren of met cassatie
„met of zonder ontzetting van het recht, om ooit weder bij de gewapende
„macht te dienen of eene betrekking van militairen geëmploijeerde te
„bekleeden."
Collette en Verheij schrijven echter: „zal gestraft worden met den dood
„of met een der volgende straffen: 1». militaire gevangenisstraf van 5—15
„jaren of cassatie, met de in artikel 9 vermelde ontzetting; 2°. militaire
„gevangenisstraf van hoogstens tien jaar of cassatie met of zonder de in
„artikel 9 vermelde ontzetting; 3°. militaire gevangenisstraf van hoogstens
„vijf jaren of cassatie, zonder de in artikel 9 vermelde ontzetting."
Let men nu op den inhoud van het zoo even aangehaald artikel 8 en
voorts op artikel 9 van Staatsblad n°. 58 van 1890, dan zijn de samen
stellers en Barré andermaal in overeenstemming met elkander. Alleen
hebben Collette en Verhey zich meer letterlijk gehouden aan artikel 19
van Staatsblad n°. 58 van 1890, nu de redactie van het Crimineel wet
boek hier geheel moest prijs gegeven worden.
Gelijke opmerking geldt de artikelen 95, 96, 97, 101, 105, 106 en 119C. W.
De oorspronkelijke redactie van art. 95: „en zoo het een onderofficier
„of minder militair is, met kruiwagen gestraft worden", wordt door
Barré omgezet in „en zoo het een onderofficier of minder militair is met
militaire gevangenisstraf van 1-15 jaren", terwijl Collette en Verheij
het woord: „kruiwagen" eenvoudig door: „militaire gevangenisstraf" heb
ben vervangen.
Beide schrijvers zijn het niettemin eens.
Alle verschillen tusschen Barré en Collette en Verheij (alleen art. 76
C. W. uitgezonderd) lossen zich dan ook onmiddellijk op, wanneer men
slechts acht slaat op den maximum en minimum duur van de militaire
gevangenisstraf en van de militaire detentie, aangegeven in het reeds
herhaaldelijk genoemd Staatsblad 1890 n°. 58: De Heeren Collette en
Verheij alleen hebben er zooveel doenlijk naar gestreefd de oorspron
kelijke strafbedreigingen te wijzigen in de eerste plaats door zoo trouw
mogelijk de oorspronkelijke redactie te volgen en als dit niet wel bereik
baar was, daarvoor in de plaats te stellen zoo nauwkeurig mogelijk de
betrekkelijke zinsneden van Staatsblad 1890, no. 58.
Levert dus, om het nog eens te herhalen, alleen artikel 76 een be
duidend verschil in wetsinterprêtatie op, het overigens eenstemmige van
den zelfstandigen arbeid weleer des Heeren Barré toen deze zijn ver
dienstelijk werk schreef en dien der Luitenants Collette en Verheij geeft
gereedelijk aanleiding het er thans voor te houden, dat hunne wetsin
terpretatie alleszins juist is.