250
laat hijschen, hetgeen in onze koloniale gesohiedenis geen onbekend
feit is.
De Noord- en de Oostkust van Atjeh zijn aan de groote handels
wegen ter zee gelegen. WeriDg van zee-en strandroof was de plicht,
dien wij er vóór 1873 verzaakten. Voorkoming van internationale
verwikkelingen is meer dan vroeger onze plicht nu de handelsbe
weging sedert dat jaar langs die wegen zoo is toegenomen. Een
waakzaam beleid moeten wij langs de geheele kust de Westkust
niet uitgezonderd ten toon spreiden. Voor hem, die van de geschie
denis van dit gewest door zijne aldaar vervulde betrekkingen eene
studie heeft moeten maken, is het niet onbekend, dat Rusland in
dit gedeelte onzer bezittingen naar een goed kolenstation voor zjjne
marine zoekt. Op Engano en Nias sloeg het eenmaal zijne blikken.
In Juli 1887 bleef een groot Russisch oorlogsschip drie weken lang
voor Simaloer. Een hooggeplaatst Russisch marineofficier maakte
er ons in 1890 een verwijt van, dat we Poeloe Weh niet exploi
teerden. In 1891 benijdde ons een der te Marseille uitkomende
Pransche dagbladen het bezit van dat eiland. De buitengewoon
gunstige ligging van dat eiland in het wereldverkeer werd zelfs in
1888 door de „Straits Times" erkend. Toen men te Singapore het
70jarig bestaan der schoone stichting van Raffles herdacht, durfde
een der Engelsche woordvoerders aldaar Poeloe Weh voor de toe
komst de „eenige gevaarlijke mededingster" van Singapore noemen.
Wij moeten de kust beheerschen, zoodanig dat we uit- en invoer
kunnen controleeren voor zoover dat met onze middelen mogelijk
is. Bij verbod van invoer van geweren, buskruit en opium moeten we
den clandestienen invoer aanmerkelijk kunnen beperken en bij verzet van
een of meer hoeloebalang's als dwangmaatregel den uitvoer van
peper en pinang beletten met gelijktijdige waarschuwing der geld
schieters op Poeloe Pinang om geene voorschotten aan die hoeloe
balang's te geven. Zonder voorschotten en zonder uitvoer van peper
en pinang geen geld en zonder geld geene geweren, geene munitie
en geen opium. Zonder geld en opium geen werkvolk in de sinaboeq's
en geene strijders meer.
Het fanatisme moge in Atjeh eene nog zoo groote rol spelen, op
den duur kan het met den klewang alleen, d. i. zonder geld en