254
staatkunde, door Jomini de politiek van den oorlog (politique de
la guerre) genoemd, niet te verwarren met oorlogspolitiekwaartoe
de kennis der bij de beschaafde volken in zwang zijnde oorlogs-
gebruiken te land en ter zee behoort.
De politiek van den oorlog omvat de kennis van het karakter des
vijands, zijne nationale instellingen, bronnen van bestaan, geldmid
delen, politieke verhoudingen, staatspartijen, aristocratie, geestelijkheid,
middelen van tegenweer, organisatie der landsverdediging, kortom
van alle factoren, die direct of indirect op de wijze van oorlogvoe
ring van invloed kunnen zijn. Als zoodanig behoort de politiek van
den oorlog tot het gebied der strategie.
De militaire politiek (politique militaire) noemde Jomini de mili
taire combinatiën, die meer direct de uitvoering op het oorlogster
rein betreffen en tot de bevoegdheid van den militairen bevelhebber
behooren.
De Generaal van Swieten schreef, dat de leiding der politiek van
den oorlog in handen van de regeering, d. i. in Indië van den Gou
verneur-Generaal behoort te berusten en dat den militairen bevel
hebber natuurlijk de middelen moeten worden verschaft om zijn oor
logsplan of programma uit te voeren, doch dat het nooit met eene
goede staatkunde en met gezonde begrippen van bestuur is te rijmen,
de bevoegdheid van dien bevelhebber zoo ruim te stellen, dat hij de
regeering als het ware kan noodzaken om, wanneer hij zijne aandacht
van de hoofdzaak, het politiek beginsel, afwendt en die meer op bij
zaken vestigt, hem steeds meer middelen hoofdzakelijk troepen
te zenden. Theoretisch valt op deze beschouwing (1) weinig af te
dingen; maar de Generaal beweerde elders:
„Wanneer men met een geregeld leger te doen heeft, dat aan vormen,
gebruik van wegen, strategische of tactische punten gebonden is, kan
men ongeveer gissen, wat de tactiek het nopen zal te doen. Maar van
een volk, dat geen staand leger heeft, slechts nu en dan, en dan
niet eens in groote getallen, opkomt, en aan niets gebonden is, kan van
zijne vermoedelijke tactiek niets vooraf gezegd worden. Daarom moet
den militairen hevelhebber in Atjeh worden overgelaten, te doen, wat
naar gelang der omstandigheden noodig is."
(1) „De agressieve politiek in Atjeh." Tijdschrift voor Ned.-Indië, 1878.