264 desirable que le general fasse lui-même le choix de son chef d'état- major." (1) Tot de organen van den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorig- heden behooren ook de in zijn gewest geplaatste ambtenaren van het binnenlandsch bestuur. Door hunne opleiding en hunne betrek- king zijn zij aangewezen om met dé inlandsehe hoofden om te gaan en door hunne kennis van land en volk moeten zij als de voelhorens van het bestuur worden beschouwd. Meer dan de officier kennen zij de taal des volks. Sommigen hunner zijn echter evenals het gros der officieren onervaren in de inlandsehe diplomatie, bij den een wellicht een gevolg van gebrek aan menschen- of wereld kennis (er zijn menschen, die hun leven door naïef blijven), bij den ander door het karakter, maar vooral door de opvoeding. Nog meer dan de officier opgegroeid in het geloof, dat hij tegenover de over- heerschte bevolking het beginsel der autoriteitde banier van het gezag vertegenwoordigt, mist meer dan één ambtenaar ook ten gevolge van zijne opvoeding en zijne opleiding de voor den diplo maat vereischte vormen en buigzaamheid. Hij zal wel is waar in den regel tegenoverde hoofden niet ruw optreden of als menig of ficier als gevolg van gebrekkige kennis van de taal en het karakter des volks ongeduldig en driftig worden, maar ook in zijne vormen is menig ambtenaar autoritair en hoort men in zijn toon of ziet men in zijne optreding zelfs tegenover officieren van zee- en landmacht en andere landsambtenaren en beschaafde particulieren den autocraat der binnenlanden. Onze 24- jarige Atjehsche oorlog heeft ons kun nen leeren, dat men niet alleen door geslepenheid en taalkennis maar ook door hoofsche en tevens tot vertrouwelijkheid uitnoodigende vormen de onze diplomaten in alle opzichten verschalkende Atjeh sche kan winnen. Die vertrouwelijkheid sluit geene flinkheid uit van optreding en staat zelfs toe in sommige omstandigheden zeer bar te zijn, zooals Habib Abdoel Rachman al Zair en Generaal van der Heijden, die de akaVs (akaj's) van den Atjeher kenden, meer dan eens zijn opgetredendoch wanneer men het prestige van die (1) Ibid. Jarras was Chef van den Staf van Bazaine in Metz. Deze mannen ge voelden vcor elkander geene sympathie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 275