265 beide mannen tegenover de Atjehsche bevolking nog niet bezit, komt meD, ook tegenover haar, met de gepolijste vormen van Talleyrand verder den met de „ruwe" van Bismarck. Verdienstelijke ambtenaren en officieren trachte men zoo lang mo gelijk in Atjeh te houden. Zij die er op hunne plaats zijn, moedige men aan tot langdurig verblijf. Geroutineerde en aan gewest en bevolking gehechte ambtenaren en officieren zijn noodig. Al die mutatiën en voortdurende wisseling van karakters en beginselen kun nen onze belangen slechts schaden. Er kan in dit opzicht nog veel worden gedaan ten goede. Op de keuze der hoogere militaire bevelheb bers en ambtenaren moet voortdurend worden gelet Onze beste hoofdof ficieren en ambtenaren moeten vooreerst in Atjeh en Onderhoorigheden worden aangetroffen. Een staf van politiek ontwikkelde en hoogst beschaafde ambtenaren moet den Gouverneur met toewijding en plicht besef ter zijde staan. Over het vereenigd civiel en militair gezag is reeds veel geschre ven. In de phase, waarin de oorlog in Atjeh thans verkeert en nog vele jaren zal verkeeren, kan deze vorm van bestuur niet anders dan de pacificatie bevorderen door eenheid van inzicht en onverdeelde verantwoordelijkheid, die toelaten met soldaat- en zeemanschap te handelen, hetgeen in vroegere jaren aan het slot van elke instructie voor den gezagvoerder werd voorgeschreven. Bij eene goede keuze van officieren is deze vorm van bestuur zeer goed bruikbaar voor Atjeh. Toen de Gouvernements-commissaris P. N. Nieuwenhuyzen 38 jaren geleden, in vollen oorlog, het burgerlijk bestuur in de Zuider en Oosterafdeeling van Borneo organiseerde, bestond ruimschoots gelegenheid om eene zeer goede keuze te doen uit de officieren, in het gewest aanwezig, voor alle betrekkingen van assistent-resident en de verschillende controleursrangen. Uitvoerig heb ik elders getracht, het wanbegrip aan te toonen, dat vereenigd civiel en militair gezag mili tair bestuur zou zijn en zoodanig bestuur, volgens den toenmaligen Minis ter van Goltstein in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, gelijk staat met militairen willekeurnaar de opvatting van een toongevend Ne- derlandsch dagblad, spelende met den brandfakkel en petroleum. (1) (1) Zie Ir.disch Militair Tijdschrift 1879 1882 en „De vereeniging van het bur gerlijk en militair gezag in Atjeh", Amsterdamsch Handelsblad 1883.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 276