„Het is geenszins een te groot vertrouwen op mij zeiven, dat mij doet
volharden in de denkbeelden, welke ik tot dusverre omtrent den voort
gang van onze operatiën aangekleefd heb; maar het is eene langdurige
persoonlijke ondervinding, het is de ondervinding van de officieren, die
met mij dienen, en waaronder er velen zijn, die hunne eerste wapenfeiten
in de veldtogten van Europa op eene zeer eervolle wijze gedaan hebben, het
zijn de menigvuldige raadplegingen, welke ik met Inlanders van verstand
en ondervinding gehouden heb, het, is eindelijk de zigtbare overeenkomst
van dezen oorlog met dien van Egypte, van de Yendée en van Calabrië,
welke mij doen besluiten, om het plan, hetwelk ik aangenomen heb, niet
te laten varen. Ik heb niet opgehouden te zeggen, en herhale het nog
maals in dezen oogenblikom eenen opstandsoorlog te eindigen, vooral
wanneer men Mahomedanen heeft te bestrijden, is het van de hoogste
noodzakelijkheid, om bij groote voorzigtigheid, een onuitputbaar geduld
en volharding te paren."
De Generaal de Koek toonde in 1830 den Commissaris-Generaal
du Bus de Gisignies de onmogelijkheid aan om den oorlog op Java
alleen door wapengeweld te beëindigen. Hij deed dat, omdat er toen,
evenals nu nog, te Batavia en te Buitenzorg personen werden ge
vonden, die ongeduldig waren en dachten, dat de oorlog spoediger
beëindigd kon worden door kracht van wapenen alléén dan met eene
combinatie van staatkundige middelen die in den regel niet spoe
dig kunnen werken en militaire maatregelen.
Ongeveer in denzelfden tijd beweerden Brisch-Indische Generaals
en staatslieden als Malcolm en Ochterlong, Lord Moira en Sir Hislop,
dat de talrijkste en beste krijgsmacht niet voldoende is om een oorlog
tegen eene inlandsche bevolking te beëindigen, maar dat daartoe
vooral politieke maatregelen worden vereischt. Toen Tirol in het
begin dezer eeuw tegen de Fransche overheersching in opstand kwam,
was dat land nog schaars bevolkt en toch waren 50000 man troepen,
die Napoleon I ter beschikking van Prins Eugène de Beauharnais
stelde, niet voldoende, dien opstand te dempen, niettegenstaande van
Pransche zijde aan de toepassing der staatkundige middelen om de
bevolking tot onderwerping te brengen, veel moeite was besteed.
De oorlog in de Yendée heeft ons trouwens voldoende geleerd, dat
de wapenkracht voor de pacificatie eener bevolking, die als één man
tegen den gehaten indringer opstaat, zelfs bij de toepassing van politieke
maatregelen, niet gering kan zijn. Als het fanatisme en de volksijver-