- 280
Heeft de man eenige vaardigheid in het zwemmen gekregen, dan
wordt hij geoefend in het zwemmen met het paard, n. 1. door zich
met één hand ongeveer in het midden van den manenkam aan de manen
vasttehouden. Bij dit zwemmen moet hij steeds het paard vasthou
den, aan den kant waar de stroom vandaan komt, de andere hand
houdt losjes den teugel.
Langzamerhand wordt de afstand vergroot en zijn manschappen
en paarden voldoende individueel geoefend, dan wordt er in afdee-
lingen gezwommen.
Dit wordt meestal gedaan in open colonne met drieën. De tus-
schenruimte der paarden in elk gelid bedraagt 9 X, terwijl de gele
deren een afstand hebben van 12 X, om dringen en daardoor on
gelukken te voorkomen.
Zoodra de paarden, te water zijnde, grond onder zich verliezen,
laten de manschappen zich aan de stroomzijde zachtjes van het paard
glijden en zwemmen of laten zich meetrekken, terwijl zij met
één hand de manen vasthouden.
Zoodra het paard in het water weer vasten grond voelt, stijgt de
ruiter te paard.
Al deze oefeningen hebben op het ongezadeld paard plaats.
Ten einde de oefening in het oversteken van rivieren, met behulp
van booten of vlotten te beoefenen, rukt de afdeeling steeds in
marschtenue uit, de paarden volledig bepakt.
Een patrouille onder een officier wordt vooruit gestuurd om het
noodige materieel bij elkaar te haleneen regiment zendt tot dit
doeleinde steeds zijn bereden sappeurs vooruit.
De afdeeling rijdt in colonne met drieën op de rivier aan, op
eenigen afstand ervan wordt halt gehouden, de paarden afgestangd
en afgezadeld, de manschappen ontkleeden zich en brengen equipe-
ment en harnachement naar de booten, welke op een 50 X verder
op stroomafwaarts liggen.
Vervolgens wordt in open colonne op de boven beschreven wijze
de rivier naast de paarden overgezwommen.
Dubbel snel gaat deze oefening, wanneer men de paarden met
kudden tegelijk los in het water drijft, voorgegaan door eenige
goedzwemmende paarden en ruiters.