281 Bij zeer breede stroomen worden hierbij de manschappen ook in booten overgezet; natuurlijk een gedeelte vooruit om de losse paarden optevangen. Ontbreken bij tamelijk breede stroomen de overzetmiddelen geheel en al, dan wordt den paarden de stang uit den mond genomen, de singels losser gegespt, de beugels over het zadel gekruist en de dieren zoo in kudden de rivier overgejaagd. Yoor de manschappen wordt door een goed zwemmer een lijn uit fouragestrikken overgebracht en op beide oevers bevestigd. De manschappen maken van kleeding en wapens een bundel op het hoofd en zwemmen of trekken zich, aan de lijn hangende, naar den overkant. Het voorschrift behelst verder eenige aanwijzingen omtrent het vervaardigen van vlotten uit ruw materiaal. Per regiment voert de russische cavalerie enkele werktuigen en wat materiaal mede tot het vervaardigen van vlotten en ook, een gering aantal uit ossenhuiden vervaardigde zakken, welke, opgevuld, als drijvers voor een vlot dienst kunnen doen; deze zakken zijn echter tameljjk zwaar. Om zulk een vlot te maken, wordt uit takken of lansen met be hulp der fouragestrikken een raam gemaakt, waaronder de leeren opgevulde zakken worden gebonden. Een vlot met 4 zakken draagt 10 man, een vlot met 6 zakken 20 man. Uit al het voorgaande blijkt dus, dat de Russische Cavalerist, bij het overtrekken van rivieren, wanneer geen overgangen aanwezig zijn, altijd zelf tewater moet gaan en dat de enkele vlotten of booten, die vervaardigd of gerequireerd worden, bijna uitsluitend voor overbrenging van equipement of harnachement dienen, bij hooge uitzondering zijn ze voor den man zelf bestemd. Hoewel hier dus groote geoefendheid van mensch en dier noodig is, zal de Russische Cavalerie, volgens dit reglement geoefend, zelden voor een rivier behoeven blijven te staan om den pontontreinaftewachten. Door het weinig of niet meevoeren van materialen wordt ook zoo min mogelijk aan hare beweegelijkheid tekort gedaan. In andere landen echter, waar men tegen den langdurigen oefentijd op ziet, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet zoo groot is, gaat men er

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 292