18 sible, de porter un grand coupUne victoire est presque un coup d'épée dans l'eau. On aura beau tuer des ennetnis, il en reviendra toujours, aussi nombreux et plus aguerris Men ziet het, alle volksoorlogen, waar zij ook gevoerd w orden, gelijken op elkander, zoodra de guerilla optreedt. Nadat ons leger dertien jaren in Atjeh oorlog had gevoerd, scheen de Gouverneur Pruijs van der Hoeven, die nooit militair geweest is en te kort in Atjeh bleef om te dien opzichte eenige ervaring op te doen, beter dan het leger te weten, hoe de Atjehsche vijand moet worden be vochten. Met eene geringschatting van de door het leger in dien oorlog opgedane ondervinding, doch tevens met volkomen onwetend heid ten opzichte van het beeld en het karakter van den guerilla - oorlogschreef hij in 1886 „Overschatting of geringschatting (van den vijand) beide zijn verkeerd juiste schatting is 't waar het op aankomt. De Atjeher moet als Atjeher, de Javaan als Javaan, de Amerikaansche roodhuid als roodhuid, geen van allen als een Europeesch vijand bevochten worden. Met hunne kracht, maar vooral met hunne zwakheden moet men rekening houden. Hunne kracht is vooral ons gebrek aan kennis van hunne zwakke zijden; de onze kennen zij maar al te goed." (1) In den guerillaoorlog vechten de Atjeher, Javaan en Roodhuid op dezelfde wijze. Zij moeten op dezelfde wijze worden bevochten als de Europeaan, die als guerilla optreedt; doch de bestrijding der guerilla door een leger is en blijft altijd eene moeilijke zaak, omdat een leger nooit als guerilla kan optreden. Een leger kan de guerilla nooit op dezelfde wijze bestrijden als zij dat het leger doet, omdat het leger een georganiseerd geheel is en de guerilla elk begrip van organisatie mist. Het ongeregeld en rusteloos optreden, de snelheid van optreding en de beweegbaarheid der guerilla, die niet alleen in A.tjeh, maar overalwaar guerillaoorlog was, werden gezien, zijn alléén toe te schrijven aan een totaal gemis aan organisatie bij de guerillabenden. Wilde men het leger als guerilla tegenover die benden laten optreden, dan zou het ook elk begrip van organisatie moeten missen, maar dit is niet mogeljjk, want dan zou het geen leger meer zijn, doch een zeer gevaarlijk element in den Staat. Ook (1) „Mjjne ervaring van Atjeh," pag. 43.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 29