291 1° Dat, wil de cavalerie met goed succes in oorlogstijd rivieren overtrekken, op welke wijze ook, het noodzakelijk is manschappen en paarden in vredestijd daarin te oefenen, doch niet op het toeval en geluk te rekenen. 2° Dat individueele hulpmiddelen zooals de mondzak van den kapitein Bekessy uitstekend zijn voor kleinere afdeelingen, doch niet voor grootere troepenmassa's. 3° Dat men dus, te beginnen met het regiment, materieel dient te hebben bestaande uit opvouwbare booten op daartoe geschikte transportmiddelen (lichte rijtuigen, pakpaarden), doch dat elk ruiter voorzien moet zijn van een waterdichten mondzak, om ten allen tijde zelfstandig rivieren te kunnen oversteken. Of resumeerende: Cavalerie, die op de hoogte van haar taak wil blijven, dient dus de hulpmiddelen onder 3 genoemd meetevoeren, om ten allen tijde zelfstandig en verrassend te kunnen optreden, terwijl oefeningen van mensch en dier op het jaarlijksch programma dienen te blijven, om aarzelingen en weigeringen in tijd van nood te voorkomen. Wordt vervolgd).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 302