296
dienst der groote steden. De gezamenlijke officiersplaatsen bij de
staven zijn gaandeweg ingenomen door Engelsche officieren. De
infanterie is bewapend met het Remingtongeweer, de Cavalerie in
het eerste gelid met de bamboelans, in het tweede gelid met de
karabijn, de rijdende artillerie met den Kruppschen gietstalen 8 cM.,
de bergartillerie met een bronzen 4 cM. voorlaad systeem Lahitte.
Yan deze troepen hebben de Eogelsche de groote steden bezet,
terwijl" de Egyptische met uitzondering van kleine detacheeringen
naar Kaïro en in de legerplaats van Abassieh alsmede van 3 batal
jons met een eskadron en een compagnie van het kameelruiterkorps
met twee stukken maxim geschut naar Suakim, blijvend garnizoen
houden in de verschillende plaatsen der militaire provincie van
Assuan tot Sarras, met de hoofdmacht in Wadyhalfa.
Zoodra men tot de expeditie naar Dongola besloten was, werden
de noodige voorbereidingen met veel energie getroffen, hetgeen door
het verloop van den veldtocht beloond is geworden. Da gezamen
lijke Egyptische troepen en bovendien van de Engelschen het bataljon
North-Staffordshire met zijn vier stukken maximgeschut en het batal
jon Connaught-Ranger werden met spoed van Kairo naar de militaire
provincie vooruitgeschoven. Tegelijkertijd werd het 9de Egyptische
bataljon (Soedansche troepen) over Kosseir en Luxor naar die pro
vincie verplaatst en werden bovendien tot den 24sten Maart twee
Egyptische reserve bataljons (Nos 15 en 16), een nieuw Soedansch
bataljon (N°. 14) en een 700 man sterk spoorbaan bataljon opgesteld.
Hierbij sloot zich verder aan het overvoeren per schip van het
nieuw gevormde reserve bataljon N°. 16 naar Suakim als depot
voor het 9de bataljon- en van het bataljon N°. 15 naar Korosko,
alsmede het oprichten van een kondschapsbureau bij den staf van het
Hoofkwartier onder zoo beproefde kenners van Soedan als Slatin Pascha
en majoor Wingate. Gelijken tred met het bovenstaande hield de
aanschaffing van vele duizenden lastdieren, kameelen, muildieren en
ezels.
Terwijl men nog bezig was deze maatregelen te treffen, rukte op
den 18den Maart een colonne van Sarras verrassend tegen het 55
K.M. verwijderde Akascheh op en bezette het op den 20st<m Maart,
zonder op tegenstand te stooten.