19
de politiedienaren in Atjeh ouder het bestuur van den Gouverneur
Pruijs van der Hoeven waren niet geschikt voor het voeren van den
guerillaoorlog aangenomen dat zij daartoe beter geschikt waren dan
het leger omdat dat korps ook eene organisatie had, al was die
slecht. Wanneer de Heer Pruijs van der Hoeven in zijne laatst
aangehaalde tactische beschouwing soms heeft willen, maar niet
durven zeggen, dat onze troepen, tijdens zijn bestuur over Atjeb,
geheel ongeschikt bleken te zijn voor het voeren van den guerilla
oorlog, dan is dat waar. Ik moet evenwel de vraag stellen: Moeten
onze troepen den guerillaoorlog voeren wat met georganiseerde korpsen
niet mogelijk is of moeten onze troepen tegen de guerilla strijden,
dat geheel iets anders is en uitsluitend door goed georganiseerde en
goed geoefende korpsen met vrucht kan worden uitgevoerd? Het
antwoord kan niet twijfelachtig zijn; wij doen het laatste.
Geen oorlog is, vooral in een tropisch klimaat, afmattender en
sloopender voor eene geregelde troepenmacht dan de oorlog tegen
eene guerilla of in 't algemeen de kleine oorlog tegen een volk, dat
zijne onafhankelijkheid verdedigt. Zoodanige oorlog heeft eigenaar
dige moeilijkheden en weinig kansen voor een beslissend succes. In
Atjeh heeft de vijand geene georganiseerde krijgsmacht, welker
nederlaag de verdediging desorganiseert. Men vindt er geene stra
tegische punten, waarvan het bezit beslissend is, geene magazijnen,
welker vernieling het bestaan der verdedigers in gevaar brengt, noch
bepaalde legerplaatsen. In hunne voeding en in hunne munitie
moeten de strijders of bendehoofden zeiven voorzien, waardoor de
benden telkens verloopen en dus niet onbepaald bijeen en vereenigd
kunnen blijven. Wij hebben in Atjeh te doen met de geheele bevol
king, die over het land verspreid is. Zooals reeds gezegd is, kan
een beslissende slag den vijand zelden worden toegebracht. Al kan
de guerilla het in de gevechten tegen de geregelde troepenmacht
niet volhouden, toch brengt zij ons ook in Atjeh gevoelige verliezen
toe, die uitputtende gevolgen hebben, indien zij niet gestadig kun
nen worden aangevuld. Ook in Atjeh ontwijkt de guerilla het
gevecht zonder moeite of breekt zij het af door een snellen terug
tocht. Zij maakt zich uit de voeten, wanneer zij het wil, zij is aan
geene orde, geene wegen, geene magazijnen, geene vaste verzamel-