308
Deze voorbeelden zouden „met vele andere vermeerderd kunnen
worden", en bewijzen „dat in de vorming en aanvulling van een
leger door en bij het ministerie van koloniën eene groote organische
fout schuilt"....
Maar zij zijn, gelooven wij, niet alle even gelukkig gekozen. En
al mocht dit het geval zijn; al mochten niet alle ministers van kolo
niën goede maatregelen genomen hebben ten aanzien van het leger
dat bewijst nog allerminst dat het onder een evenzeer in Indische
zaken niet deskundigen minister van oorlog beter zou gaan. Som
mige adviezen, gelijk het bekende van den minister van oorlog in
1855 over de versterking van Batavia, doen dat betwijfelen!
De genoemde voorbeelden, zeiden wij, werden Diet gelukkig gekozen.
Ter toelichting van deze meening vestigen wij de aandacht op het volgende:
1°. het besluit van Augustus 1873 werd onder den indruk van
het échec der eerste Atjeh-expeditie, overhaast genomen; dus onder
geheel buitengewone omstandigheden. En de regeering was dadelijk
bereid dit te erkennen: in het Kol. Verslag van 1874 kan men
lezeD dat „de Indische Kegeering was uitgenoodigd definitieve voor
stellen te doen, opdat de goede werking van den generalen staf in
alle opzichten verzekerd worde". De organisatie van dien staf is dan
ook in Maart 1876, overeenkomstig de voorstellen van het Indisch
legerbestuur, geheel gewijzigd
2°. de „uitwerking der formatie van het Indisch leger, in 1882,
door een Indisch majoor der administratie, aan het ministerie van
koloniën" kan geen grief zijn, want dat werk was geheel van admi
nistratieven aard. De bedoeling was slechts, de bestaande formatie,
zooals zij in 1853 was vastgesteld en sedert door tal van beschikkin
gen werd gewijzigd, opnieuw te arresteereo; aldus werd een „vaste
basis" verkregen „om, voor zooveel noodig, geleidelijk te kunnen
overgaan tot reorganisatie van verschillende onderdeelen des legers"
(Kol. Verslag van 1882);
3° de majoor der genie Haver Droeze, die aan het ministerie van
koloniën door den minister Van Dedem werd tewerk gesteld, heeft
veelal bij den generalen staf in Indië gediend, men mag dus op de
genie geen nadrukleggen. Hij heeft eene organisatie der infanterie ont
worpen; maar deze is niet vastgesteld, voordat daarop het advies der