314 keuring van dien Minister en den toenmaligen Commandant van het Indische leger (1) wegdroeg) nog zóódanig onder den indruk van ons échec bij de eerste Aijehsche expeditie konden geweest zijn, dat zij anders dan uit gebrek aan vakkennis, uit onkunde, dien Minister (die altijd getoond heeft het goede te willen) een Konin klijk besluit lieten contrasigneeren, waarbij de Commandant van het Indische leger tevens met de functiën van Chef van den Generalen Staf werd belast. (2) Ik zal thans over de herziening van de formatie en orga nisatie van 1873 zwijgen, waarvan ik zeker véél meer zou kunnen mededeelen dan de schrijver in het Algemeen Handelsblad met zijne belezenheid van „Koloniale Yerslagen". Thans, na zoo vele jaren, moge het eene korte spanne tijds worden genoemd, dat eene slechte formatie slechts jaar gewerkt heeft, zij die aan die herziening niet hebben medegewerkt, kunnen zich den strijd niet voorstellen, die van 1874 tot 1876 tusschen het Indisch legerbestuur, door den trechter der Algemeene Secretarie, en het Ministerie van Kolouiën is gevoerd om tot de herziening van 1876 te geraken, die echter niet geheel overeenkomstig de voorstellen van den Commandant van het leger tot stand kwam. Zóó weinig voldeed die herziening aan de daar omtrent gestelde matige eischen in Indië, dat de eerste Chef van den Generalen Staf in Juni 1878 eene algeheele reorganisatie voorstelde Deze en meer details zal men natuurlijk niet in de „Koloniale Yer slagen" vinden. Wie aan de fabricatie daarvan heeft medegewerkt, weet, dat de indruk van de in zachte vormen ingekleede mededeelingen dier verslagen vaak een geheel andere in dan die, teweeg gebracht door den inhoud van geheime rapporten, over hetzelfde onderwerp handelende. De schrijver in het Amsterdamsch Handelsblad heeft gewaagd van den door het échec der eerste Atjehsche expeditie ver oorzaakten indruk, die het Koninklijk besluit van Augustus 1873, houdende oprichting van een Generalen Staf voor het Indische leger, heeft beheerscht, ten einde dat staaltje van militaire kennis bij het Ministerie van Koloniën te vergoelijken. Misschien weet hij, die zoo (1) Die niet wist wie de schrijver was. (2) Lag er in het arohief van het Ministerie van Koloniën geen voorstel van 1870 van den toenmaligen Commandant van het Indische leger tot opriohting van den Generalen Staf?.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 325