316 tie aanleiding gaf en moest geven, waren wel is waar niet van tech- nischen aard, maar zij behoorden toch zonder twijfel tot eene geheel andere categorie van de groote, veel omvattende administratieve we tenschappen dan waarin die Majoor gedurende zijn diensttijd bij het Indische leger had uitgeblonken. Iemand, die een Reglement van administratie voor het Indische leger heeft herzien, is daarom nog niet geschikt om eene legerformatie te herzien, die, afgescheiden van het staat-en cijferwerk, met gewichtige niet-administratieve belangen verband hield, zooals de verdediging van Indië tegen een buitenland- schen vijand en de regeling op de bevorderingenz. van de officieren van het Indische leger. (1) Het „Koloniaal "Verslag" van 1882 meldt wel is waar, dat alléén de legerformatie van 1853 gewij zigd werd, maar ik, die ook over dit onderwerp méér dan de „Koloniale Verslagen" gelezen heb, kan getuigen, dat het Konink lijk besluit van 28 Januari 1882 No. 13, waarbij de nieuwe forma tie werd ingevoerd, het Koninklijk besluit .van 2 Augustus 1853 Litr. E. XIV geheim buiten werking stelde. Laatstgenoemd besluit regelde echter niet alleen de Indische leg er organisatie (men ver- warre organisatie niet met formatie) maar ook het stelsel van ver dediging tegen een buitenlandschen vijand. Gaf nu het Koninklijk besluit van 28 Januari 1882 No. 13 aan Indië een ander stelsel van verdediging of liet het het stelsel van 1853 behouden Noch het een noch het ander. Toen de Commandant van het Indische leger in 1888 vroeg of het stelsel van 1853 nog vigeerende was, ant woordde de Minister van Koloniën Keuchenius, dat laatstgenoemd stetsel bij het Koninklijk besluit van 28 Januari 1882 No. 13 buiten werking was gesteld! "Welk stelsel was dan daarvoor in de plaats gekomen Dat wist de Minister van Koloniën zelf ook niet. Van 1882 tot 1888 was er dus geen stelsel van verdediging, maar de Indische autoriteiten hadden, in zake defensie tegen een Europeeschen vijand en het daarvoor te onderhouden materieel, in al die jaren de hiertoe benoodigde gelden op de begrooting gebracht, rekening hou dende met hetgeen geacht kon worden nog over te zijn gebleven U) De quaestie van de gewestelijke en plaatselijke staven. Zie de beoordeeling der brochure van den oud-hoofdofficier Brutus: ,,Eenige wenken op Indisch militair gebied" in den Indischen Gids van 1880.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 327