318 van het wapen der Infanterie in Indië bezat de Majoor Haver Droeze in 't geheel niet. Eenige jaren bureaudienst, waarbij men nagenoeg in 't geheel niet met de Infanterie in contact komt, zijn niet vol doende om een wapen zoo grondig te leeren kennen, dat men bevoegd is, een stellig oordeel over de formatie van dat wapen uit te spreken (1) Uit de practijk alleen wordt de kennis van een wapen verkregen. De administratieve aangelegenheden en de geschiedenis van de Infan terie kan de Majoor Haver Droeze op de bureaux in Indië en bij het Ministerie van Koloniën hebben geleerd, de behoeften van het wapen en dat is het juist, waar het hier op aankomt leert men eerst in de gelederen, waar men dagelijks met den troep omgaat. Die leerschool heeft de Majoor Haver Droeze gemist, en daar de formatie van een wapen hoofdzakelijk op de practische ervaring gebaseerd moet zijn, was de Majoor der Genie Haver Droeze on bevoegd, eene formatie voor de Infanterie te ontwerpen. Dat de toenmalige Legercommar dant zich geheel met die formatie kon vereenigen, is onjuist. Die Legercommandant kon bezwaarlijk goed keuren, dat men, met die formatie, de Infanterie o. m. hare Schiet school ontnam, die op zijn voorstel een paar jaren te voren was opgericht! Een der redenen, waarom die Legercommandant aftrad, was juist de formatie der Infanterie. Die opheffing der Schietschool kon evenmin de goedkeuring wegdragen van den toenmaligen Chef van het wapen der Infanterie. Over de andere principieele meeningsverschillen zal ik niet spreken. Ik wil aannemen, dat de opvolger van dien Leger commandant zich „geheel" met het werk van Majoor Haver Droeze heeft kunnen vereecigen, maar dat was iemand, die sedert zijn luitenantstijd niet meer in de gelederen had gediend. De schrijver in het Algemeen Handelsblad vraagt of de Minister van Oorlog „nooit eenigszins actief" in dergelijke aangelegenheden zou optreden, indien het Indische leger onder zijne verantwoordelijkheid stond. Ik geef daarop een bevestigend antwoord. Zoodanige optreding is niet af te keuren, omdat zij tot spoediger afdoening van zaken (1) Zie de polemiek ln het Militair Blad van 1887 tusschen den toenmaligen Ka pitein vrn de Artillerie (later Gen era al-Majoor) de Moulin en den gepensioneerden Kolonel Coblijn in zijn boek ,De Indische Infanterie. Nadere beschouwingen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 329