319 kan leiden; maar de Minister van Oorlog zou begrijpen, dat met vakkennis behoort te worden opgetreden. Hij zou wel zorgen, dat hij, van af het oogenblik, dat het leger in Indië onder zijn depar tement sorteerde, door bevoegde Indische militaire adviseurs werd omringd. De schrijver in het Indisch Militair Tijdschrift zegt, dat niemand het wraken zal, dat in zake het oorlogshe\e\A in Atjeh een militair gehoord worde, wiens stem niet het zwijgen kan worden opgelegd door den Gouverneur-Generaal of den Minister van Koloniën. Hij bedoelde zeker met dien militair den deskundigen Minister, het natuurlijke hoofd van een legerden Minister van Oorlog. De schrijver in het Algemeen Handelsblad, die deze bedoeling heeft begrepen, laat zich echter ver leiden tot het maken eener opmerking, die veilig achterwege had kunnen blijven. Een Gouverneur-Generaal kon even goed den Leger commandant het stilzwijgen opleggen, indien deze „in den minister van oorlog zijn administratieven chef vond". Zeer zeker, maar dan zou het niet daarbij blijven!.... Wie den Indischen staatsdienst achter de coulisses heeft leeren kennen, weet, dat de verhoudingen van de Commandanten van het leger en de zeemacht in Indië tot den Gou verneur-Generaal niet dezelfde zijn. Men kan het verschil van die verhoudingen gelijk stellen aan dat van de verhoudingen der Protes- tantsche en Katholieke eerediensten tot de Indische regeering. De schrijver in het Algemeen Handelsblad heeft de voordeelen buiten bespreking gelaten, die verbonden zijn aan het brengen van het Indische leger onder het Ministerie van Oorlog. Ik zal daarover niet spreken. Men kan die lezen in het Indisch Militair Tijdschrift. Ik wensch echter te vragen op grond waarvan die schrijver van meening is, dat de Minister van Oorlog de „veelomvattende verantwoordelijkheid" voor het leger in Indië „onmogelijk dragen kan". Wat ziet men te dien opzichte in Engeland, Frankrijk, Spanje? Men moét, zegt. die schrijver, de bestaande regeling handhaven, die zelfs „zeer goed" werkt „wanneer geen autoriteit hare macht misbruikt". Men moet „vertrouwen stellen in de personeni". „Laat de Regeering bijzonder zorgvuldig zijn in de keuze van den legercommandant, maar dien dan ook vertrouwenWanneer deze niet „met onderscheiding" bejegend wordt, behoort hij zijn „beklag te doen bij de Kroon". Ik

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 330