321
Naschrift van de Redactie.
De vraag, door wien de reorganisatie van een wapen moet worden
uitgewerkt, is o. i. gemakkelijk te beantwoorden.
Dit behoort te geschieden door eene commissie, in de eerste plaats
bestaande uit, bij den troep dienende, officieren van dit wapen en
waaraan een stafofficier dient te worden toegevoegd. Het zou dus ook
eene dwaasheid zijn, om eene legerformatie alleen door een officier
der administratie te doen bewerken.
Het betoog voor een en ander meenen wij veilig achterwege te
kunnen laten.
Wat de hoofdzaak de al of niet wenschelijkheid om het Indische
Leger onder het Ministerie van Oorlog te stellen betreft, kiezen
wij de zijde van den schrijver in „het Algemeen Handelsblad", ook
nog om eene andere, dan de door hem geopperde redenen.
Evenmin als de Minister van Koloniën een leek in militaire
zaken over een voorstel van zuiver militaire strekking van'het
Legerbestuur een oordeel kan vellen, evenmin zou in menig geval
de Minister van Oorlog dit kunnen doen, die wel militair, maar daaren-
tegen geheel onbekend of zeer weinig bekend is met Indische toestan
den, en men zal ons wel willen toegeven, dat ook met deze omstan
digheid te rekenen valt.
De Minister van Oorlog zou dus, evenals zijn ambtgenoot van
Koloniën genoodzaakt is te doen, moeten rondzien naar voorlichting.
De groote grief, dat de in den boezem van het Departement van Oorlog
door wettige en deskundige adviseurs onder toezicht van den Leger
commandant uitgewerkte voorstellen kans hebben beoordeeld te worden
door ondergeschikte officieren die, hoe groot hunne reputatie ook zijn
moge, uit den aard der zaak maar eene eenzijdige en onvolledige meening
kunnen hebben, zou niet alleen blijven bestaan, maar bet daardoor
veroorzaakt kwaad zou zelfs verergeren, want, wat in den bestaandeu
toestand meer sporadisch en bedekt geschiedt, zou dan, naar alle waar
schijnlijkheid, een vasten, wettigen vorm verkrijgen door de oprich
ting van een Indisch militair bureau, waarin wellicht ook Nederland-
sche officieren zouden zitting nemen. En hoewel wij misschien on
der den Minister van Oorlog gevrijwaard zouden zijn voor vergissin
gen, zooals de opheffing van de infanterieschietschool en dergelijke,