EENIGE OPMERKINGEN OVER DE ALGEMEENE ORDER, No 82 VAN 1896. Bij de in hoofde genoemde algemeene order is bepaald, dat de in ontvangstneming, keuring enz. der levensmiddelen, fourages, brand- en lichtstoffen enz. geschieden voor de troepen, in garnizoenen waar meer dan twee officieren van de week (of als zoodanig fungeerende) zijn, door eene commissie van drie officieren van den troep, waaronder zoo mogelijk een kapitein. Yoor groote garnizoenen als b. v. Weltevreden en Kota-Radja, geeft deze maatregel eene groote besparing van werkkrachten; of men zich echter wel behoorlijk rekenschap heeft gegeven, wat de nieuwe bepaling zou uitwerken in de kleinere garnizoenen van een geheel of een half bataljon, is aan twijfel onderhevig. Eene niet onbelangrijke vermeerdering van werkzaamheden voor het gewoonlijk gering aantal dienst doende troepenofficieren, is in die garnizoenen daarvan bet gevolg. In een garnizoen, waar b. v. een half bataljon is gelegerd, ziet men dagelijks, des namiddags, een drietal officieren zich naar de slachtplaats en het kampement spoeden om betrekkelijk kleine hoeveelheden vleesch en brood in ontvangst te nemen. Op dagen (tweemalen in de week) dat varkensvleescn moet worden gefourageerd, ziet men hen ook des voormiddags in de weer, en dat wel om één zegge één geheel varken te ontvangen. Zelfs is ons een garnizeen bekend, waar de commissie geheel overeenkomstig de bestaande bepalingen eenmaal in de week des namiddags moet bijeen komen voor de keuring en ontvangst van eenige rations rundvleesch (tezamen nog geen twee K. O ten behoeve van een klein detachement inlanders, voor wie geen varkensvleesch wordt gefourageerd. Yoorwaar eene hartverheffende bezigheid!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 335