340
tegenover eene inlandsche bevolking van 30000000 zielen, al is lang
zamerhand één der beginselen losgelaten, waarop zoodanige organisatie
volgens de politiek der O. I. Compagnie en van de Gouverneurs-Gene
raal van den Bosch en Baud moest berusten. Dat beginsel luidde:
Trek de hoofden tot u en gij trekt het volk mede, want dit is door
sterke banden aan hen gehecht. Onze vroegere inlandsche politiek
beoogde een verbond met de hoofden en hunne aanverwanten; de
nieuwere inlandsche politiek heeft de ondubbelzinnige strekking, dat
verbond op te lossen zonder de aanzienlijken van het Europeesch gezag:
te vervreemden en het voordeel prijs te geven, hen aan dat gezag
te verbinden, doch daarnaast een steun te zoeken in de gezindheid
der bevolking. (1)
Eene goede organisatie van het inlandsch bestuur is ook voor
Atjeh zeer noodig. De Heer Pruijs van der Hoeven heeft het zeer
juist gezegd: alleen door onder Atjehers bestuur te brengen kan Atjeh
onder ons bestuur worden gebracht. Pacificeeren is organiseeren.
De organisatie van het inlandsch bestuur in Atjeh moet ook ddar
zooveel mogelijk het beginsel der legitimiteit eerbiedigen, die in het
bloed van alle Indische volken zit. Niet door de vijand van allen,
maar wel door de beschermer der legitimiteit te worden, die recht
heeft op den voorgrond te komen kan, in het Oosten vooral, de
vreemde beheerscher vasten voet krijgen. (2) Tegen dit beginsel is
door ons in Atjeh herhaaldelijk gezondigd, misschien uit onbekendheid
met de geschiedenis van het land. Aan proletariërs en avonturiers
schonken wij eene positie, die hun volgens dat beginsel niet toekwam.
Indien het waar is, dat in eene goede organisatie van het inlandsch
bestuur de elementen moeten worden gevonden voor de pacificatie
van het land, dan moet die organisatie ook zoodanig zijn, dat de wet
tige ot adathoofden de hun toekomende plaats innemen en onder ons
oppergezag en met onze leiding het bestuur uitoefenen met behoorlijke
inkomsten en bindende waarborgen.
Trots de vervallenverklaring van het sultanaat in 1874 door Gene
raal van Swieten zien wij sedert jaren niettemin een sultan door
ons „pretendent-sultan" genoemd in Atjeh optreden. De onzerzijds
(1) E. de Waal, „Onze Indische financiën."
(2) Proijs van der Hoeven, „Mijne ervaring van Atjeh."