348 Deze beschouwingen hebben echter betrekking op de katholieke geestelijkheid. Eene aaneenschakeling van volksberoerten in Ned.- Indië heeft ons geleerd, hoe weinig wij ons kunnen verlaten op de goede gezindheid der Mohamedaansche geestelijkheid tegenover ons bestuur, zelfs wanneer zij goed behandeld wordt. Toch zou het de grootste dwaasheid zijn, die geestelijkheid niet te ontzien. Men trachte haar in Atjeh, evenals elders, zooveel mogelijk voor onze belangen te gebruiken; b. v. voor spionnendienst. De Generaal Hoche schre if hiervan aan zijne onderbevelhebbers „Nous ne devons rien épargner pour nous procurer des agents; les prêtres sont toujours les meilleurs, en ce qu'ils sont instruits et discre's." En elders „C'est par eux que j'espère organiser la partie secrete. II ne faut qu'en avoir quelques uns et leur l&cher quelques ecus. L'amour-propre et l'intérêt remplaceront sans scrupule le patriotis ieet lorsqu'il sagit de servir son pays, on ne doit négliger aucun moyen." Grooter dan in den spionnendienst moet de steun der geestelijkheid zijn in het overhalen der bevolking tot onderwe-ping aan ons gezag. "Van dien steun hebben de Villars in den opstand der Camisards, Hoche in den oorlog in de Vendée en Bonaparte in Italië gebruik gemaakt. Den 26ea Juli 1797 schreef de laatste aan den Generaal Joubert: „Exigez de l'évêque de Vicence qu'il envoie des missionnaires, dans ce pays-la pour leur prêcher tranquillité, obéissance, sons peine de l'enfer." Hoche schreef den 17en Maart 1795 aan zijne onderbevelhebbers o. m. „Parmi les moyens que vous devez employer pour ramener la tranquillité dans le pays que nous occupons, celui de l'intermédiaire des prêtres entre vous et l'habitant des campagnes n'est pas a négliger. Si nous parvenons a rétablir la confianee par leur moyen, la chouannerie tombera sur-le- champ. Het mag evenwel betwijfeld worden of de Mohamedaansche gees telijkheid in 't algemeen en die in Atjeh speciaal zich ooit tot zoo danige medewerking als in het laatste geval wordt bedoeld, zou leenen. Die twijfel is gegrond op het begrip, dat de Islam onvermijdelijk vijandig tegenover het Christendom staat, hoewel sommigen dit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 359