350
te loochenen feit, dat de bevolking in de laatste jaren, geterroriseerd
wordt door de „orang moslemin," die het beginsel van absolute
onverdraagzaamheid vertegenwoordigen en onze verdelging prediken
als den hoogsten godsdienstigen plichtdie beweren, dat moslim's
en kafir's niet in één land kunnen samenwonen en daarom de be
volking tot den strijd a outrance tegen ons aanzetten. De predi
king van dien strijd is bovendien niet in strijd met het Mohame-
daansch recht, dat de geheele wereld verdeelt in de Daroe'l-isldm
of het gebied van den Islam, waar de voorschriften van den Koran
en den Sonna worden geëerbiedigd, en de Daroe'l-hharb of het ge
bied van den oorlog, waartegen de moslim's krijg moeten voeren,
totdat daar de heerschappij van den Islam gevestigd is (1). Het
door ons bezette gebied in Atjeh behoort, volgens de strenge opvat
ting der Wahabieten, tot de Daroe'l-hharb, niet alleen onjdat het
onder Nedeilandsche heerschappij' staat, maar ook reeds omdat er
de voorschriften van den Profeet gebrekkig worden opgevolgd. Er
is echter meer. De kafirverachting is als het ware door het ont
staan en de eerste lotgevallen van den Islam tot een dogma van
den Mohamedaanschen godsdienst gemaakt. Zij bestaat in alle Mo-
hamedaansche landen, maar is in vele daarvan, volgens Dr. Snouck
Hurgronje, zeer getemperd of bij de heerschende klassen geheel
teruggedrongen door het veelzijdig verkeer met andersdenkenden
gedurende een lang tijdsverloop of door de langdurige gewoonte aan
een dragelijk, maar krachtig Europeesch, d. i. kafirbestuur. Naar
mate de beschaving en de wereldkennis der moslim's door beide
hierboven genoemde omstandigheden toenemen, worden de uitingen
van kafirhaat of kafirveraehting, door den drang dier omstandigheden,
zeldzamer. Onder die omstandigheden levende, vergeet de meerder
heid der Mohamedaansche staatslieden, handelaren en industrieelen
allengs de geheele leer van hun godsdienst tegenover de kafir's of
stelt die practisch ter zijde en beijveren wetgeleerden en godgeleerden
zich in het zoeken en groepeeren van teksten, die de scherpe tegen
stelling tusschen kafir's en moslim's beperken tot hetgeen in den
engeren zin des woords godsdienst heet. Kafirhaat of kafirveraehting
(1) Mr. L. W. O. ran den Berg, „De beginselen Tan het Mohamedaansch recht"
enz. 2e druk, en Dr. P. I. Veth, „Jaya."