356
het terrorisme der „orang moslemin" daartoe ontbreekt het aan vol
doenden samenhang en aan eensgezindheid, men vertrouwt elkander
niet en het veiligste voor deze slachtoffers der anarchie is om in
woord en daad zich vijandig tegenover ons te toonen.
Yan de behandeling, die de Atjehsche bevolking binnen ons gebied
ondervindt, hangt het af om de goedgezinden en de neutralen en
langzamerhand ook de vijandig gezinden buiten ons gebied op onze
hand te krijgen. De daarvoor te nemen maatregelen zijn afhankelijk
van tijd en omstandighedenmaar altijd blijft het waar wat de Heer
Pruijs van der Hoeven zeide, dat waar Atjehsche belangen worden-,
behartigd, ons ook Atjehsche bondgenooten ten dienste staan. Zonder
eene ons bestuur zoekende en zich daarbij uit eigenbelang aansluitende
partij kan aan eene gezagsuitoefening over Atjeh niet worden gedacht.
Wanneer de herders niet komen opdagen, blijft ook de kudde weg.
Mochten ook al enkele schapen in de kooi willen komen, daar wor
den zij aanstonds door vele wolven gevolgd.
Waarborgen van veiligheid van persoon en goederen kan den goed
gezinden alleen binnen ons gebied worden verzekerd, maar dat gebied
is nog groot en vruchtbaar genoeg om velen, die van buiten komen,
een zeer dragelijk bestaan te geven. Het bestuur beschikt over
machtige middelen om hun lot binnen ons gebied zoo dragelijk mo
gelijk te maken. Men denke slechts aan
1. Kostelooze geneeskundige behandeling.
2. Reliefworks: aanleg van wegen, opruimen van wildernissen,,
uitbaggeren van rivieren en kanalen (Kroeëng Doï en Kroeëng Lingkar),
enz.
3. Geldelijke tegemoetkoming voor aankoop van ploegvee bij terug
komst in ons gebied.
Onze vijanden zijn echter niet allen landbouwers. Onder de Atjehers
vindt men ook menschen, die, zooals de doebalang's tijdens den Pa-
drioorlog, zich aan den meestbiedende verhuren om voor of onder
dezen te strijden. Zoo heeft b. v. Toekoe Oemar voortdurend ver-
soheidene strijders of rakan's in dienst. De Heer Pruijs van der
Hoeven vergelijkt hen met de lansquenet's. Yan deze bravo's, door
den Generaal Roguet terecht genoemd „de gens sans aveu qui n'ont
d'autres ressources que la guerre," weet men nog te weinig om nu