360
spelen. De Maarschalk Bugeaud, die in Algiers over een leger van
ongeveer 100.000 man beschikte, achtte het geene schande door
milde beloften en geld te bekomen, wat hij door de wapenen niet
kon verkrijgen. Hetzelfde deden de Franschen in Nieuw Caledonië. (1)
"Wij vinden dat met onze kleinsteedsche opvattingen beneden peil.
De Generaal de Koek had gedurende den oorlog op Java als
grondregel aangenomen, dat geld veel tot bevordering der legitieme
zaak moest doen en zorgde, dat 's lands kassen te Soerakarta en
Djokdjakarta steeds goed gevuld waren. Naast wapengeweld waren
geschenken in lijnwaden, opium en geld de middelen om den vijand
tot onderwerping te brengen. De hoofden ontvingen een en ander
naar evenredigheid van hun rang (een districtshoofd b. v. f 100 en
wat opium) of na gemaakte overeenkomst. Hageman was slecht
ingelicht, toen hij schreef, dat dit stelsel millioenen gekost heeft.
De vijfjarige oorlog kostte niet meer dan f 50000000 en mochten,
volgens Nahuijs, die belooningen en onderstanden „misschien wel eens
wat te ruim zijn uitgedeeld geworden", de Generaal de Koek, die bij
het bepalen der bedragen altijd afging op de adviezen der verschillende
residenten, kon moeilijk in het hart der muitende hoofden de juiste
som lezen, waarmede zij zich bij hunne onderwerping zouden willen
tevreden stellen. Bij eene te ruime belooning gingen zeker eenige
sommen voor de schatkist verloren, maar bij eene te karige liep men
gevaar, het beoogde doel en de betaalde gelden te verliezen, zoodat
het, volgens Nahuijs, raadzamer was met het oog op de met „die
weinige ponden gouds" verkregen heilzame resultaten, honderd gul
den te veel dan een enkelen te weinig te betalen. Koning Willem
I dacht er evenwel anders over. De Minister van Koloniën Elout
schreef in zjjne depeche van 8 November 1828, Litt. H. No. 243,
Kabinet, Geheim, namens den Koning, aan den Commissaris-Generaal
du Bus de Gisignies
„De dezerzijdsche meening strekt daarheen, dat daarbij te veel uitzigt
is geopend op het verkrijgen van titels, rangen en inkomsten. Het is
niet dan op zeer matige en met de waardigheid van het Gouvernement
overeenkomende voorwaarden, dat de oproerige Hoofden, en met name
(2) Revue des deux mondes, 1 Dec. 1878.