361 ook Dipo Negoro, in genade moeten worden aangenomen, zoo zij daartoe het ■verzoek doen." Wat kan in dit opzicht voor Atjeh nog gedaan worden? De Generaal van Swieten schreef: „Een half millioen guldens, stel zelfs het dubbele, zou ruim voldoende zjjn geweest om al de sagihoofden en hunne voornaamste onderhoofden of hoeloebalang's tot onze staatkunde over te halen." Yoor die som kon de Generaal van Swieten echter de gewenachte toenadering niet koopen, want hij schreef elders „Wij zouden het niet onteerend hebben gevonden, als we langs dien weg toenadering hadden kunnen bekomen en aan het volk den vrede hadden kunnen geven, waarnaar het sedert lang verlangde. Wat schatten en menschenlevens zouden dan niet gespaard zijn geworden"? Het volk verlangde echter in 1874 niet naar den vrede; want de Generaal van Swieten telegrapheerde in dat jaar aan den Gouverneur- Generaal„volk regeert." (1) Ook het gros der hoofden was oor logzuchtig. Yoor de „pembrian radja" van 25000, die de Generaal van Swieten aan het hoofd der federatie van Gigiëng, Potjoet Osman, Bintara Kembangan, in 1874 schonk, heesch deze aan het strand onze vlag; maar wat deed hij meer in ons belang? (2) Voor een levenslang inkomen van f 30000 'sjaars onderwierp de in 1896 te Djedda overleden Habib Abdoel Rachman al Zaïr zich aan ons gezag om in 1878 Atjeh te verlaten en voor ons belang niet meer werkzaam te zijn. De Indische bureaucratie, die de toepassing van het „verdeel en heersch", bij monde van den Gouverneur-Generaal van Lansberge (ex-ambassadeur), als „eene eerlijke regeering onwaar dig" brandmerkte, (3) had tegen deze toepassing van omkooping geene (1) Atjeh. Verzameling van bulletins, loopende van 13 April 1878 tot 27 Februari 1880," Batavia, Landsdrukkerij 1880. (2) In 1876 schonk de Indische regeering eene som van f 50000 aan het hoofd der federatie van Pedir als vergoeding voor de schade, deor hem en zijn volk geleden by het bombardement der Marine in December 1873. (3) „Memorie van den Luitenant-Generaal K. van der Heijden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal", 1882, en Misopsendes, „Eerljjke koloniale staatslieden", pag. 46 50, 136 143.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 372