26 raoekim's Ateuh en de III moekim's Kerkoenten zuiden aan het hoeloebalangschap der VII moekim'a Baïd, de IX moekim's en de VI moekim's; ten westen aan den Indischen Oceaan. Groot-Atjeh, zonder de hierboven genoemde, geographisch tot de Westkust behoorende landschappen en zonder de eilanden, zal niet veel grooter dan de provincie Utrecht zijn, waarvan de grootte 25 geographische mijlen bedraagt. Onze tot Augustus 1893 aldaar door eene troepenmacht van ongeveer 4500 man verdedigde positie of dusgenoemde „geconcentreerde stelling" is een strook gronds zoo groot als Amsterdam en voorsteden, dus van ongeveer 7b00 hectares. Onze toenmalige postenlinie was 22 KM. lang. Het cijfer der bevolking werd door van Langen vóór 1873 op 500000, na 1885 op 250000 zielen geschat. Ik geloof, dat deze cijfers te optimistisch gesteld zijn. Volgens officieele gegevens zoude de bevolking vóór den oorlog 300000 en in 1880 slechts 38000 zielen hebben bedragen. Voor een door den langdurigen oorlog verwoest en ontvolkt en sedert 1873 herhaaldelijk door cholera geteisterd land, zoo groot als de provincie Utrecht, waarvan een gedeelte der bevol king, van huis en erf beroofd, naar de Onderhoorigheden emigreerde, zijn de laatste cijfers veel aannemelijker. Het „Tijdschrift voor Ned - Indië" van 1881 schatte zelfs de bevolking vóór den oorlog op hoog stens 150000 zielen, een cijfer, dat mij voorkomt, het naast aan de waarheid te zijn, terwijl ik de tegenwoordige bevolking der drie sagi's (XXV, XXVI en XXII moekim's of kerkdorpen) op hoogstens 60000 zielen schat, de geheele bevolking onzer „geconcentreerde stel ling", Europeanen, Chineezen, Klingaleezen, Arabieren en andere vreemde Oosterlingen benevens onze van buiten Atjeh afkomstige iniandscbe onderdanen leger en vloot, ambtenaren en beambten uitgezonderd daarbij gerekend. (1) De tot Groot-Atjeh behoorende eilanden zijn: Poeloe Bras met daartoe behoorende eilandjes. Het heeft ver schillende baaien, waarvan de grootste zijn de Lambalehbaai in het oosten en de Balken- en Zandbaaien in het westen. De vuurtoren (1) Eene nauwkeurige telling gaf voor de Atjehsche bevolking binnen onze gecon centreerde stelling op Juli 1892: 8134 mannen, 2855 vrouwen en 2911 kinderen, samen 8900 zielen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 37