385
onze cavalerie-regimenten hebben nog nooit diepe rivieren
„doorgetrokken. Immers door de groote uitgebreidheid van ons wegen
net, zijn de overtochtsmiddelen over onze stroomen zeer talrijk en
„is het aan de cavalerie bij de manoeuvres steeds mogelijk geweest met
„behulp hiervan aan de haar opgedragen taak te voldoen. Moet zij
„echter wateren overtrekken, waar deze hulpmiddelen niet zijn, dan
„maakt zij gebruik, 't zij van tijdelijke militaire bruggen, 't zij van
„den pontontrein, dan wel van schuiten of booten, die men in menigte
„op onze groote wateren vindt".
Gaat men na, hetgeen door mij omtrent Frankrijk gezegd is, dan
stemt het bericht van den Belgischen officier vrijwel overeen met
dat van den FraDschen berichtgever.
Oefeningen met waterdicht-linnen mondzakken of opvouwbare
booten hebben echter in België nog nooit plaats gehad.
ad. 1. Yoor den overtocht van cavalerie middels booten schrijft het
reglement voor, dat men in de pontons der artillerie, welke geroeid
of gewrikt kunnen worden, zes ruiters met harnachement kan
plaatsen. De paaiden zwemmen 3 aan 3 langs de boot. Zij worden
met de longe vastgehouden. Duurt de overtocht lang, dan moeten
de ruiters het hoofd van het paard oplichten. Is de stroom snel,
dan brengt men maar 3 paarden te gelijk over, deze zwemmen dan
benedenstrooms van het vaartuigmen zou in dit geval ook 6 paarden
kunnen overbrengen, doch dan kan men niet roeien. De overtocht
zou daardoor te lang duren en de boot te veel afdrijven. Voor den over
tocht kiest men een plaats met flauw hellende oevers.
ad 9. Hieromtrent zegt het reglement, dat de overtocht „zwem
mende" slechts door een gering aantal manschappen te gelijk kan
geschieden. Men maakt hiervan gebruik bij verkenningen, dan wel
voor „coups de main", welke weinig manschappen vereischen. Men
kiest voor den overtocht plaatsen, waar de stroom niet snel is en de
oevers gemakkelijk toegankelijk zijn.
Er wordt in breed front gezwommen om den stroom te breken (pour
que les chevaux se soutiennent mutuellement).
Eenige aanwijzing, hoe de ruiters zich bij het zwemmen te gedragen
hebben en omtrent de opleiding van man en paard, of wat dan ook,
ontbreekt geheel en al.
Dl. I, 1897. 36