392
ander doel dan om hen met een bepaald toegedachte taak te be
lasten, zooals het officieel heet: „in 's lands belang". Dat zou naar
de letter der ministerieele aanschrijving liefst „ten allen tijde" mogen
gebeuren en zoo zweeft den militairen verlofganger in onderscheiding
van den burgerlijken Indischen landsdienaar met verlof steeds het
gevaar boven het hoofd, dat hij plotseling uit zijn welverdiende,
zoete rust wordt wakker geschud.
Intusschen is het aan redelijken twijfel onderhevig of een Minister
ooit zal overgaan tot het mobiliseeren van verlofgangers.
Gelijk reeds opgemerkt werd, kan de Minister het recht daartoe
niet ontleenen aan het Reglement op de buitenlandsche verloven, en
zoo niet daaraan, waarop dan de bevoegdheid te steunen?
Zou de Minister, zich buiten het Reglement stellende, toch de order
willen uitvaardigen en een Koninklijk Besluit in dien zin provoceeren,
dan zou zeer waarschijnlijk in herinnering worden gebracht, hetgeen in
de beri-beri commissie plaats greep.
Ook toen werden in 's lands belang officieren met verlof aan den
arbeid gezet.Welken eerbied zij voor de opdracht toonden, is bekend.
Dan zouden zeer zeker ook worden opgerakeld de bereids aangehaal
de woorden van den Minister Bergansius. Men kan het dwaas vinden
en onbegrijpelijk, dat de wettelijke voorschriften niet gedoogen Indische
officieren met verlof te verplichten tot dienstverrichting bij het Neder-
landsche leger, zelfs niet tot het strijden voor het Vaderland, als dit in
gevaar is, maar het is een feit, waarmee te rekenen valt. En indien
de Regeering de bevoegdheid mist van Indische officieren met verlof
te eischen, dat zij meewerken aan de verdediging der onafhankelijkheid,
volgens de Grondwet de eerste plicht van eiken Nederlander, die daar
toe in staat is wat Indische officieren zeer zekerlijk zijn dan kan
zij ook niet het recht hebben van hen andere diensten te vorderen, die,
beschouwd van het standpunt van 's lands belang, zooveel minder
gewicht in de schaal leggen.
Het zal dan ook verstandig wezen de clausule van het „in 's lands
belang oproepen" voortaan achterwege te laten, juist als bij de amb
tenaren reeds geschiedt. Hoe indrukwekkend die woorden ook klinken,
zijn zij op den keper beschouwd niets dan eene holle phrase, en
daardoor schadelijk te achten; want voorschriften, welke men straffeloos