395 van het Koloniaal Werfdepot. Moeten dus personen gecommandeerd worden tot het geleiden van transporten, dan dienen die te worden genomen uit het Nederlandsche leger. Eerstens toch heeft dit door het bestaan van het Koloniaal Werfdepot een bepaalde taak ten aanzien van het voltallig houden van het Indische leger en in de tweede plaats bezit de Regeering de bevoegdheid vrijwillig dienenden van het Nederlandsche leger commissiën buiten de grenzen op te dragen. Yroeger jaren is het dan ook wel gebeurd, dat officieren en kader van het Nederlandsche leger bij suppletietroepen werden ingedeeld en nu nog geschiedt hetzelfde somtijds met voor West-Indie bestemde troepen, omdat het niet altijd mogelijk is daarvoor naar die Kolonie gedetacheerden aan te wijzen, die er anders natuurlijk bij voorkeur mee belast worden. Zoolang zich verlofgangers vrijwillig disponibel stellen tot het begeleiden van transporten naar Oost-Indië, ware het natuurlijk al te gek van hun aanbod geen gebruik te maken, als zijnde deze de voor den lande meest voordeelige oplossing door het vermijden der retourpassage van het Nederlandsche kader naar Europa. Maar zijn zij daartoe niet genegen en bestaan er geen bepalingen, welke den Minister autoriseeren 't hun te gelasten de tegenwoordige toestand dan mag 't ook niet gebeuren, hoeveel finantieele schade ook berokkend worde. Geschiedt het niettemin, dan is zulks te beschouwen als een inbreuk op de persoonlijke vrijheid. Voorts geeft het Verlofsreglement uitdrukkelijk aan, hoe lang het door den Gouverneur-Generaal verleende verlof uiterlijk duren mag, zonder dat het den Minister eenige beperking daarvan toekent. Een eenjarig verlof beteekent b. v. naar den maatstaf van het Reglement een verlof van twaalf maanden na'den eersten der maand volgende op die, waarover het laatste activiteits- of non-activiteitstraktement is genoten, (art. 8). Tot zoolang heeft de verlofganger het recht uit te blijven. Wil hij tusschentijds terugkeeren, het staat hem vrij geschiktheid daartoe vooropgesteldwant der Regeering kan 't slechts onverschillig wezen of zijn retourpassage dan of wat later voldaan wordt. Langer afwezig blijven mag hij niet, tenzij door ziekte genoodzaakt of buiten bezwaar van den lande, gevallen, waarin nauwkeurig is voorzien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 406