"V A- IR 1 A__ OPRICHTING YAN EEN JAPANSCHE VBIJE VLOOT." (Overgenomen uit de Allgemeine Militar Zeitung van 18 Januari 1897.) Om naar het Russische voorbeeld een Japansche „vrije vloot" te stichten, had zich reeds eenige maanden geleden de Japansche scheepsmaatschappij „Togo-Kissen-Kwaischa" gevormd en zich met een daarop betrekking hebbend verzoekschrift tot den minister van marine, den markies Saigo, gericht. Thans is een aantal gepensionneerde hooggeplaatste officieren van leger en vloot bezig een plan uit te werken, om voor hetzelfde doel een tweede scheepsmaatschappij onder den naam Tei-Koku-Griju- Kissen-Kwaischa (Keizerlijke vrije vloot-maatschappij) op te richten. Deze maatschappij wil 3 pantservaartuigen van 6000 ton inhoud en een snelheid van 20 knoopen, 6 idem van 3000 ton en 17 knoopen, 14 idem van minder dan 3000 ton en meer dan 14 knoopen en bovendien nog 8 kleine stoomschepen laten bouwen. In tijd van vrede zal zij in het bijzonder in het verkeer treden met Formosa, Korea, China, Australië en Amerika, doch daarbij zooveel mogelijk vermijden privaat-reederijen eenige concurrentie aan te doen. In oorlogstijden zullen de schepen volledig met geschut en van een bemanning van zeesoldaten voorzien worden en moeten dienen om transportschepen te dekken en de kaapvaart uit te oefenen tegenover vijandelijke handelsvaartuigen. Het kapitaal der Tei- Koku-Giju-Kissen-Kwaisciha zal 20 millioen yen bedragen 52 millicen gulden) en in aandeelen van 50 yen zooveel mogelijk bij goede patriotten geplaatst worden. Het hoofdkantoor bevindt zich in Kobe, terwijl in Osaka, Tokio, Yokohama en in andere belangrijke plaatsen ondergeschikte kantoren op gericht zullen worden. Naar wij, omtrent hetgeen aan het tot stand komen dezer maatschappij voorafging, vernemen, heeft de majoor Nobujassu Takeda voor het eerst aan de oprichting van een vrije vloot gedacht. Hij was gedurende den strijd met China heiast met het transport van den trein tusschen Japan en Korea. Toen reeds zag majoor Takeda in, dat een vrije vloot, overeen komstig het Russische model, ook voor Japan niet gemist kon worden. Na den oorlog bestudeerde hij daarom met alle ijver het ontstaan en de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 419