415 Welken oorlog wij ook voeren, nimmer mogen wij, zelfs niet uit het utiliteitsoogpunt, de moraliteit schenden of de wapeneer bezoedelen. Wanneer wij uit brooddronkenheid de kampong's van den vijand in brand steken en zijne vruchtboomen omhakken; wanneer wij weerloozen mishandelen en menschen, van wie het niet bewezen is, dat zij de wapens tegen ons hebben opgevat, als honden nederschieten wanneer wij de lijken onzer vijanden verminkenwanneer wij gevaarlijke aan voerders des vijands door vergif uit den weg ruimen, plegen wij niet alleen handelingen, waarover wij ons als Nederlanders moeten scha men, maar verbitteren wij ook zonder noodzaak den vijand, lokken wij hem uit tot het nemen van représailles en rekken wij, tot ons nadeel, den oorlog. Volgens von Moltke is de verzwakking of vernietiging der strij dende elementen des vijands niet de eenige rechtmatige wijze van handelen in den oorlog. Men moet alle hulpmiddelen des vijands om zijn verzet te kunnen volhouden afbreuk doenzijne voorraden, zijne geldmiddelen, ja zelfs zijn prestige. Art. 17 der Amerikaan- sche „Instructions" luidt dan ook „War is not carried on by arms alone. It is lawful to starve the hostile belligerent, armed or unarmed, so that it leads to the speedier subjection of the enemy." Het staatsbelang staat, bij de keuze der middelen, op den voor grond. Art. 5 der meergenoemde „Instructions" luidt: „To save the country is paramount to all other considerations." De directe bestrijding der vijandelijke benden is in de eerste plaats mi litaire of oorlogsnoodzaak, waarover reeds in hoofdstuk XII is gesproken. De oorlogsnoodzaak heeft in von Moltke (o. a. in zijn bovenaan- gehaalden brief aan Bluntschli) en in den Duitschen Generaal von Hartmann (1) twee zeer welsprekende pleitbezorgers gevonden. Wanneer men van het beginsel uitgaat, dat de Staat in het vol kenrecht, evenals het individu in het staatsrecht, eene egoistische figuur is, zal men moeten toegeven, dat het oorlogsrecht wordt be- heerscht door het eigenbelang van den staat, belichaamd in zijne politiek, en de moraal in die politiek tot dusver eene zeer onderge- (1) „Kritische Yersuche.. Militarische Notkwendigkeit."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 428