31 bouw van het terrein leidt trouwens daartoewant tengevolge van het veelvuldig buiten hare oevers treden der Atjehrivier, waarbij telkens zand en klei worden achtergelaten, die nabij de oevers het eerst zakkeD, zijn deze in den regel iets hooger dan het omliggende terrein en daar het terrein nabij het heuvelland ook eenigszins oploopt, zijn de twee ten noorden en ten zuiden van de Atjehrivier gelegen langwerpige strooken grond van lieverlede herschapen in groote, breede goten, waaruit het water niet overal en gelijkmatig naar zijn natuurlijk afvoerkanaal, de Atjehrivier, kan vloeien; het blijft hier en daar staan en vormt de bo venbedoelde moerassen, die zelfs in kampongs worden aangetroffen en daar de voor onze troepen lastige nipahbosschen vormen, zooals men die in Lehong Batah, Lamsajoen, Kajoe Leh en Atoeëh vond. Stelt men zich nu in de vallei een tropischen regen voor, die twee of drie dagen aanhoudt, terwijl het water van de hellingen der om liggende borgen in de vallei vloeiende, tevergeefs een uitweg zoekt naar de weldra hoog gezwollen Atjehrivier, dan valt het gemakkelijk te begrijpen, dat de vallei weldra in een meer is herschapen met een sterken stroom van het zuidoosten naar het noordwesten. Houdt de regen op en is na eenige dagen het water grootendeels afgeloopen, dan blijft toch nog een gedeelte, dat door de galangan's wordt tegen gehouden, in bovenbedoelde sawahvakken staan. In die natte, door weekte klei is het marcheeren natuurlijk zeer moeilijk en vermoeiend, ja, afmattend; veertien dagen tropische zonnehitte zijn er noodig om zoodanig terrein weder droog te maken. Een groot deel van het jaar zijn dan ook de onze geconcentreerde stelling in Groot-Atjeh omringende sawah's drassig. Talrijke water leidingen doorsuijden deze. Bovenbedoelde sawahvakken hebben 50 tot 100 M. lengte en breedte. De galangan's zijn 3 tot 5 dM. hoog en 2 tot 3 dM. breed; zij zijn de eenige paden door de rijstvelden en dus on bruikbaar voor troepen, die door de sawah's zeiven moeten marcheeren, waarmede voor mensch, paard en muildier maar vooral voor den koe- litrein of onze dwangarbeiders eene groote inspanning gepaard gaat. De bandjir's komen meestal in de laatste helft van December en in Januari, soms ook in Februari en bij uitzondering in Maart en later. De moessons wisselen elkander, althans op de Noord- en Oost

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 42