422 hoogste cijfer dezer hulptroepen bedroeg in den Padrioorlog 15000. Moest er eene vijandelijke benting worden aangevallen, dan werden de hulptroepen zoo bedekt mogelijk opgesteld. Enkelen hunner hoofden en doebalang's posteerde men op vooruitgeschoven punten, van waar zij konden zien, wanneer de geregelde troepenmacht tot de bestorming der vijandelijke versterking begon over te gaan. Zoodra dit het geval was, moesten al de hulptroepen behalve die, welke bij de kolonne (Artillerie en Intendance) als dragers waren inge deeld met spoed tot den aanval overgaan en de vijandelijke ben ting trachten binnen te dringen, omdat de ondervinding geleerd had, dat, zoodra de Maleische hulptroepen zagen, dat enkelen onzer soldaten binnen de borstwering waren, zij moed begonnen te krijgen. Het plunderen en in brand steken der kampong's uitgezonderd, waren die hulptroepen in dergelijke gevallen van groot voordeel. De vervolging van den vijand liet men zeer vaak aan de Maleische (en Bataksche) hulptroepen over, omdat zij, hunne landgenooten, het terrein en de listen des vijands kennende, nimmer verzuimden al was het alleen om hunne roof- en plunderzucht bot te vieren alles in den omtrek der veroverde vijandelijke benting en in de naburige kampong's te doorzoeken. Zij wisten veel beter dan onze troepen de hinderlagen en schuilplaatsen des vijands op te sporen, waardoor het omliggende terrein geheel van vijanden werd gezuiverd. (1) Yan Atjehsche hulptroepen was tot Augustus 1893 slechts zeer zelden sprake. Toekoe moeda Angkasa van Tandjong Semantoh, die in 1876 met zijne strijders in Simpang Olim onze belangen diende, blijft in de geschiedenis van onzen vier en twintigjarigen worstelstrijd in Atjeh eene schoone figuur. De Atjehsche hulptroepen, die van 1893 tot Maart 1896 onder verschillende hoofden, zooals Toekoe Oemar, Toekoe Tjoet Toengkoep, Toekoe Nja Bantah, Toekoe Neq Radja moeda Setija van Merasa, Toewankoe Hoesin, Toekoe Hoesin Lehong Batah, Toekoe Tjihik Samalangan, de Kedjoeroewan van Lehong, Toekoe Ateuh, Toekoe Kadli, den Panglima Mesdjid Raija en anderen voor ons tegen de oelamapartij gestreden hebben, ageer- (1) Majoor Hendriks (een der veteranen uit den Padrioorlog) ,Het oorlogvoeren op Sumatra", Indisoh M.litair Tijdschrift, 1881, Lange, .Het Ned. O. I. leger ter Westkust van Sumatra", H. J. J. L. de Stuers, „De vestiging en uitbreiding der Nederlanders op Sumatra's-Westkust".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 435