424 tegen in den strijd tegen onze hulptroepen een aanzienlijk getal wonin gen in de XXY en XXYI moekim's in de asch gelegd. Toekoe Oemar's strijders en die van Toekoe Nja Bantah hebben alleen bij hunne optreding in de XXYI en XXII moekim's gebrand. Ook in de Onderhoorigheden kunnen wij de hulp van Atjehsche bondgenooten, die met ons tegen hunne landgenooten strijden, nog niet missen. Zoo traden in December 1893 Edische bevolkingspa trouilles onder aanvoering van onzen zendeling Mat Saïd en onzen agent Nja Toeloed, ten getale van 75 man, uit Langsar in verband met Tamiangsche bevolkingspatrouilles op. In Januari 1894 traden onze Atjehsche bondgenooten in Melaboeh bij Roendiog en Oedjong Kala op en bewezen zij ons tot Maart van dat jaar hunne diensten. Wie moet in den oorlog tegen den inlandschen vijand als vijand worden beschouwd? In den oorlog tusschen Europeesche mogend heden geldt als beginsel, dat alleen de gewapende macht der tegenpartij als vijand wordt beschouwd. In den oorlog tegen den inlandschen vijand is dit beginsel niet op te volgen, omdat in zoodanigen ooriog geene eigenlijk gezegde georganiseerde strijdkrachten optreden en zoo er al eens bij de vijandelijke krijgsmacht van eenige organisatie sprake is, gelijk in den oorlog op Java van 1825 tot 1830, de krijg toch eigenlijk wordt gevoerd door ongeorganiseerde strijders, die heden nog het vreedzaam bedrijf van landbouwer ot visscher uitoefenen en morgen op het alarmsignaal in de kampong's zich huiswaarts spoeden om patjol of vischtuig tegen geweer en munitie te verwisselen en, zoodra de medegevoerde mondkost verbruikt is of de rijst, opium en dollars der hoofden niet meer uitgedeeld worden, even spoedig huiswaarts te keeren, in beide gevallen gewoonlijk op eigen initiatief, d. i. zonder het bevel daartoe van de hoofden af te wachten. Tegen over vijanden als de onze, die geene uniformen dragen en, door totale afwezigheid van eenige orgauisatie, hunne grootste kracht in den guerillaoorlog kunnen tentoonspreiden, zou het geen zin hebben, alleen de gewapende macht als vijand te beschouwen. In een oorlog als de Atjehsche kan, zonder vermelding der kampong's, buiten onze postenlinie bij offensieve optreding geen onderscheid worden gemaakt tusschen vreedzame en vijandelijke bewoners van het vijandelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 437