425 gebiedeen onderscheid trouwens, dat bezwaarlijk onzen soldaat practisch aanschouwelijk kan worden gemaakt Moeten dan ook de buiten ons gebied wonende Atjehsche vrouwen en kinderen als vijand worden beschouwd? Volgens Vattel moeten de vrouwen en kinderen ook als zoodanig worden aangemerkt, eene deschouwing die natuurlijk door dezen oorlogsjurist in zijn tijd voor ben oorlog tu3schen Europeesche mogendheden werd gemaakt. Zij geldt m. i. ook voor den Atjehschen oorlog, waarin, buiten het door ons bezette gebied, in den regel, ieder individu, man, vrouw en kind, zoo niet actief dan toch passief onze vijand is- Vele vrouwen en kin- ^deren verrichten in Atjeh spionnendienst. Bovendien is reeds vroeger de invloed der vrouw in den volksoorlog geschetst, die, zooals de Gene- raai Roguet het zoo juist heeft gezegd, „se fait, pour ainsi dire, piés t du foyer domestique, théatre ordinaire de la domin ation des femmes." Het vogelvrij verklaren of stellen van premiën op de hoofden der aardvoerders van de opstandelingen. Is het in strijd met het modern volkenrecht der Europeesche staten, een vijand vogelvrij te verklaren of op zijn hoofd een prijs te stellen, in onze oorlogen tegen den inlandschen vijand kan met dit beginsel geene rekening worden gehouden. In 1889 werd door den Gouverneur van Sumatra's West kust een prijs van f 2000 gesteld op het hoofd van Singamangaradja, hoofd van het verzet in de Bataklanden. Gedurende den opstand in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo van 1857 tot 1864 werden belangrijke premiën op de hoofden van Demang Lehman en Pangeran Amin Oelah gesteld. In 1848 stelde men op het hoofd van Amir, hoofd opstandeling van Banka, eene premie van f 2000. Tijdens den oorlog op Java van 1825 tot 1830 loofde de Indische regeering voor het hoofd van Dipo Regoro f 50000 en voor dat van andere invloedrijke opstandelingen belangrijke premiën uit. In 1882 machtigde de Gouverneur-Generaal s'Jacob den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden om premiën tot een bedrag van hoogstens 1000 dollars uit te keeren aan personen, die hoofden van maraudeursbenden „als Toekoe (lees Tengkoe) di Tirou en anderen" dood of levend uitleverden. Op voorstel van den Com mandant van het Leger, Luitenant-Generaal Boumeester, machtigde dezelfde Gouverneur-Generaal den Gouverneur van Atjeh en Onder-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 438