426
hoorigheden hetzelfde bedrag uit te keereu voor ieder naar den vijand
overgeloopen militair, die dood of levend aan ons werd uitgeleverd.
Het out van dergeljjken maatregel is dus door onze regeering tegen
over den inlandschen vijand en onze deserteurs in Atjeh erkend. Toch
werd hetgeen de Luitenant-Generaal Boumeester voorstelde, de Gou
verneur-Generaal s'Jacob goedkeurde en de Gouverneurs van Atjeh en
Onderhoorigheden uitvoerden, dezen mannen, toen zij nog op de
schoolbanken zaten, als eene afschuwelijke daad afgeschilderd, die ons,
Nederlanders, reeds drie honderd jaren geleden met verontwaardiging
vervulde, toen de koniug van Spanje den hoofdopstandelïng, dien wij
den „Yader des Yaderlands" noemen, vogelvrij verklaarde en laaghar-
tigen als een Jean Jauregui en Balthazar Geraerts volgens de Spaan-
sche priesters een „Gode welgevallig" werk verrichten door te trachten
het koninklijk bloedgeld te verdienen. Art. 148 der Amerikaansche
Instructions" luidt;
„The law of war does not allow proclaiming either an individual be
longing to the hostile army, or a citizen, or a subject of the hostile
government, au outlaw, who may be slain without trial by any captor,
any more than the modern law of peace allows such international out
lawry; on the contrary, it abhors such outrage. The sternest retaliation
should follow the murder committed in consequence of such proclamation,
made by whatever authority. Civilized nations look with horror upon
offers of rewards for the assassination of enemies, as relapses into barbarism.
Een Gouvernement, dat de misdaden straft en geen mensch buiten
het recht laat, mag zelf niet tot misdaad aanzetten en den mensch in
den ban doen, heeft den Beer Poortugael gezegd. De practijk van den
Indischen oorlog laat echter zien, dat het staatsbelang en de oorlogs-
noodzaak met deze beschouwing geene rekening houden.
Het onthoofden van de lijken der opstandelingen. Het is in het
oorlogsrecht evenzeer verboden, de lijken van gesneuvelde vijanden te
verminken. Toch moest de Gouverneur-Generaal een Gouverneur van
Atjeh en Onderhoorigheden opmerken, dat het onthoofden van neer
geschoten Atjehers in strijd is met de begrippen omtrent de oorlogvoering
van eene beschaafde natie. Die Gouverneur van Atjeh was te ridderlijk
om een wreedaard te zijn, maar dacht met de toepassing van zoodani-
gen maatregel in ons belang te handelen en te speculeeren op een,