32
kust, vrij regelmatig af en houden zich vrij wel aan den kalendertijd,
die voor den Oost (eigenlijk Noord Oost) moesson October tot April en
voor den West (eigenlijk Zuid West) moesson van April tot October
aangeeft. In dezen tijd van het jaar doen zich in Groot-Atjeh de
hevige winden voor, waarvan men zich op Java geene voorstelling
kan maken. Deze moesson is de regenmoesson, ofschoon het in den
drogen moesson ook meermalen aanhoudend kan regenen. In den
regel waait de westmoessonwind het sterkst op het westelijk gedeelte
van de Noordkust, doch vooral stijf op de reede van Olehleh door
de bergkloven Deze wind veroorzaakt daar eene korte zee. In
den regel liggen de schepen ter reede van Olehleh in den westmoesson
met den kop om de Z. W. W. Hoewel de wind slechts bij uitzon
dering benoorden het westen komt, loopt er echter steeds eene, vaak
hooge, N. W. deining door de Bengalen passage, af en toe op de
geheele Noordkust en langs de Oostkust. Tegen den middag en in
den namiddag is de wind in den regel het westelijkst, des avonds
en '8 nachts zuidelijker. Tijdens den westmoesson is het weer over
het algemeen buiig. In den regel treft men in dezen moesson
beoosten de Kroeëng Raijabaai beter weer en kalmer zee aan. De
oostmoesson waait in den regel het krachtigst op de Oostkust en het
oostelijk gedeelte der Noordkust. Op de Oostkust waait deze wind
van O. Z. O.N. O., op de Noordkust over dag meestal niet bezui
den het Oosten. Op de Oostkust veroorzaakt deze wind, vooral als
hij uit het Oosten of daar bezuiden komt, eene hooge rolling. Op
de Noordkust loopt de deiniDg in dezen moesson in den regel noor
delijker, ter reede van Olehleh meestal N. O. Tegen den avond
wordt het in den regel vrij kalm en stil, slecht de zee af en blijft
alleen de deining over, die op het westelijk gedeelte der Noordkust
des nachts meestal van weinig beteekenis is. Het weder teekent
over het algemeen, voorna melijk op het westelijk gedeelte der Noord
kust, in den oostmoesson meer bestendigheid.
De bekende oorzaken, die in de tropen land- en zeewind tenge
volge hebben, doen de moessonwinden in de nabijheid van den wal
zich ombuigen: over dag naar het noorden, des nachts naar het zuiden.
Naar gelang de moesson minder fel doorstaat, is de landwind des
nachts krachtiger en zijn gebied zeewaarts uitgebreider.