429 kon zien. Waarom liet de Quay „den rooden haan kraaien" in Soelit Ajer? Een zoogenaamd bevriend Haleisch hoofd had hem diets gemaakt, dat de bevolking van deze kampong onwillig was, de oorlogsschatting te betalen en de kapitein had aan die mededee- ling geloof gehecht. Wat was er evenwel gebeurd? Dat Maleische hoofd had het bepaalde bedrag der schatting behoorlijk ontvangen, doch eischte zes malen dat bedrag en toen de bevolking onwillig was, dit te betalen, wreekte dat hoofd zich op haar door de Quay onbeschaamd voor te liegen, dat zij ongeneigd was, iets te betalen! Wat heeft de Quay door dien brand gewonnen? Niets. De bevol king van Soelit Ajer kwam niet in onderwerping en zij deed ook later geene pogingen, dat te doen. Eerst toen Hendriks de schan delijke misleiding van de Quay van vertrouwbare Maleische zijde had vernomen en bovenbedoeld hoofd uit onzen dienst was ontslagen kwam de bevolking van Soelit Ajer in onderwerping. Er is gedurende den Padri-oorlog door onze troepen veel gebrand. Ook tijdens den oorlog op Java van 1825 tot 1830 is dit het geval geweest. Een onpartijdige schrijver over dezen oorlog noemde den Generaal van Geen „een beminnaar van het zoogenaamd zuiveren van dorpen door middel van vuur"; die Generaal „deed alle desa's die zuivering ondergaan"hij was „een echte Spanjaard tegenover de opstandelingen, want alles ter neder te sabelen en de dorpen te verbranden, was zjjn stelsel." 1) Gedurende den Afjehschen oorlog zijn ook vele kampongs verbrand, niet altijd tegen de bedoeling van den Opperbevelhebber en God weet om welke reden soms. Zelfs ge durende de krijgsverrichtingen in de residentie Bantam ten jare 1888 is door onze krijgsmacht, op verzoek van civiele ambtenaren, gebrand. Historisch onjuist is alzoo de vlijmend scherpe opmerking van Douwes Dekker niet, dat „een kampong door de Nederlandsche troepen was veroverd en dus in brand stond." 2) Dl. I, 1897. 39 1) J Hageman, „Geschiedenis van den oorlog op Java van 1825 tot 1830." Het is onjuist wat de Generaal van Swieten beweorde in zjjn boet „De Luitenant-Generaal J. van Swieten contra den Luitenant Generaal G. M. Verspijek," pag. 220: „Er is weinig gebrand gedurende den oorlog van Java en dien van Sumatra." Zie ook pag. 441 van „De waarheid over onze vestiging in Atjeb." 2) Multatuli, „Max Havelaar." Het cijfer der gedurende den Atjehsohen oorlog verbrande kampong s op 400 te stollen, aoht ik niet overdreven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 442