431
De Generaal Demmeni eischte als Gouverneur van Atjeh en Onder-
hoorigheden voor de betaling der boete in enkele gevallen arbeid of,
bij gebreke van dien, geld. In andere gevallen eischte hij eerst geld,
om dit te restitueeren, wanneer er arbeid was verricht.
De brandschatting behoort tot de oorlogsschattingen. Deze schat
tingen worden in het moderne volkenrecht veroordeeld, wanneer zij
moeten dienen tot afkoop van gewelddadige handelingen, omdat, wan
neer het branden, rooven en plunderen verboden zijn, men niet mag
eischen, dat dergelijke handelingen worden afgekocht. Bestaat er tot
die handelingen geen recht, dan kan er ook geene sprake zijn van
het affcoopen van dat recht. Dit recht bestond nog tijdens de oor
logen van Napoleon I en wordt nog toegepast in onze Indische
oorlogen. Ook voor den geldzuchtigen Atjeher is de hak ganijing
of brandschatting minder pijnigend dan de straf van branden,
plunderen of rampas. De brandschatting wordt dan eene boete
maar deze mag nooit in afpersing ontaarden.
Volgens LIV van het oorspronkelijk Russisch ontwerp van 1874
voor eene internationale conventie betreffende de wetten en gebruiken
van den oorlog mag men van de bevolking van een bezet land schat
tingen heffen, hetzij in geval van stellige en onvermijdelijke noodza-
lijkheid, hetzij als boete. Alleen de opperbevelhebber mag die schat
tingen heffen; doch deze mogen nimmer de bevolking te gronde
richten.
Spaart men een kampong voor brand of plundering, dan zal de bevol
king zich eerder onderwerpen, dan wanneer men den brandfakkel
hanteert of odzo soldaten laat „rampassen", zooals in den Padrioorlog
is gebleken. De Atjehsche bevolking is niet ongeneigd, geldboeten
te betalen, zooals gedurende en na onze laatste krijgsverrichtingen
in Edi (1889, 1890 en 1892) gebleken is en zij stelt het sparen
harer kampongs op prijs, omdat zij niet beter weet dan dat het
branden, rooven, plunderen, krijgsgevangenen verminken en tot slaaf
maken tot het recht van den sterkste behoort. De brandschatting
werd onzerzijds gedurende den Padrioorlog toegepast en de Majoor
Hendriks schreef daarover
„Wij gelooven niet, dat zoodanige brandschatting ongeoorloofd of
nadeelig is. Nadeeliger en ongeoorloofd is het, wanneer men toomelooze