432
hulptroepen alles ziet plunderen en verbranden, waarvan de gevolgen
nog jaren achtereen door de bevolking worden gevoeld en derhalve ook
voor ons nadeelig zijn."
De oorlogsschatting werd ter Westkust, van Sumatra gedurende
den Padrioorlog hadat prang genaamd. Zij bedroeg, volgens Heu-
driks, op de meeste plaatsen per soekoe1 thail goud, 1 karbouw of
djawi (sapi) of paard, 1 geweer, 1 lans, 1 sabel (pedang) of kris
(siwa) of klewang. De kampongs telden 2 tot 12, maar gemiddeld
4 tot 7 soekoe's.
Eene zeer eigenaardige opvatting van het oude buitrecht te land
gedurende den Padrioorlog verschilde in het wezen der zaak weinig
van de toepassing van roof als straf, die Majoor Hendriks, ofschoon
een vijand van rooven en brandeD, als doeltreffend aanbeval. Wa
ren hulptroepen bij onze kolonnes ingedeeld, dan kregen die soms
vergunning eenig vee des vijands te rooven! Indien wij onzen sol
daten in het Crimineel Wetboek het rooven en plunderen verbieden,
bestaat er geene reden het in den oorlog onzen hulptroepen toe te
staan; doch het gebeurde in den Padrioorlog, en volgons Hendriks
werd daardoor niet alleen de vijand voldoende gestraft voor zijn
hardnekkig verzet, maar tevens de hulpbende, die aan onze zijde
streed, beloond en aan ons gehechtHij liet daarop volgen
«Daar de grootste rijkdom van den Sumatraan in zijn vee bestaat, is
die straf reeds zeer gevoelig."
Paste men deze straf niet toe, dan liet men den vijand het recht
tot roof afkoopen. Men bepaalde dan b. v. dat het door de hulp
troepen geroofde vee niet geslacht, maar aangehouden moest worden
totdat de later in onderwerping komende vijand daarvoor een losprijs
wenschte te betalen. Dit beginsel werd door den Luitenant-Kolonel
J. van Swieten tijdens zijne excursie naar Soengei Pagoe en de XXII
kota s toegepast. De bevelen nu het branden en plunderen tegen te
gaan waren met gestrengheid gehandhaafd, maar de hulptroepen had
den veel hoornvee en zelfs huisraad buit gemaakt, die echter niet
medegevoerd mochten worden, doch verzameld werden met het doel,
de geroofde eigendommen tegen betaling der waarde in stofgoud,