433 Daar 's lands gebruik te bepalen, aan de bevolking terug te geven. Dit gebeurde in 1845. Er werd beweerd, dat deze maatregel voor namelijk werd genomen om het land niet van zijn grooten rijkdom aan vee te berooven, en dat de bevolking ons daarvoor zeer dank baar was, omdat zij zag hoe van de macht, waarmede men alles had kunnen verwoesten, werd gebruik gemaakt om de eigendommen te be schermen en ongeschonden te bewaren. De gezamenlijke buit werd op eene waarde van 1400 thail goud bepaald, doch men eischte hiervan slechts de helft, waarvan echter niet meer dan 108 thail werd geind, die voor de helft onder onze soldaten en voor de weder helft onder de hulptroepen werd verdeeld. Eene hoeveelheid van 6 thail, welke de bevolking nog opbracht, nadat de verdeeling was afgeloopen, werd aan het armenbestuur te Padang geschonken. Men beweerde, dat onze naar de volksbegrippen edelmoedige han delwijze oorzaak was, dat de bevolking weldra naar hare kampong's terugkeerde, en, bij het ontzag voor onze wapenen, zulk een groot ver trouwen inboezemde, dat de onderwerping van Soengei Pagoe en de XXII kota's in weinige dagen volbracht was. Majoor Hendriks, die deu besproken maatregel ter navolging aanbeval, teekende daarbij aan „....men vergete niet, dat de hulptroepen, die men niet genoeg kan controleeren, zich niet zullen ontzien om buiten bereik van onze oogon goheele kudden vee naar hun eigen land weg te voeren, waardoor do in onderwerping komende bevolking toch reeds gevoelig voor haar te genstand gestraft wordt." Roovenplunderenrampas en buit. Napoleon I schreef over de plundering: „Du reste, heureusement, la politique est parfaitement d'accord avec la morale pour s'op'poser au pillage. J'ai beaucoup médité sur eet ob- jet; on m'a mis souvent dans le cas d'en gratifier mes soldats; je l'eusse fait si j'y eusse trouvé des avantages. Mais rien n'est plus propre a désorganiser et a perdre tout, a fait une armee. Uil soldat n'a plus de discipline dès qu'il peut piller; et si en pillant il s'est enrichi, il devient aussitöt un mauvais soldat, il ne veut plus se battre." De Generaal Hugo, die de oorlogen van Napoleon I had bijge woond, was een even groot tegenstander der plunderingen, doch verdedigde het afkoopen van het recht tot plunderen. Hij schreef:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 446