33 De stroom, ontstaande door de verschijnselen van eb en vloed, volgt in hoofdzaak de richting der kuststrekking. De vloed trekt op de Noordkust om de oost, op de Oostkust om de zuidoost. De eb trekt op de Oostkust om de noordwest, op de Noordkust om de west. De eb gaat gepaard met de grootste stroom snelheid, soms twee zee- (minuut) mijlen per uur, als gevolg van den invloed van den aequatoriaalstroom. De getijden wisselen elkander geregeld twee keer per etmaal af, zoodat men in 24 uur tweemaal hoog- en tweemaal laag water waarneemt. Met nieuwe en volle maan is de tijd van hoogwater op het weste lijk deel der Noordkust 10u, op het zuidelijk deel der Oostkust 12u, welke tijden voor de daartusschen liggende kustgedeelten binnen deze grenzen varieeren. Als grootste waterval kan men (bij springvloed) 6 voeten stellen. Het gewone verval is 3 voeten. (1) Voor den regenval geven de mededeelingen van het metereologisch observatorium te Batavia de meeste vertrouwbaarheid. Mij is het voorgekomen, dat van een bepaalden regentijd in dit gewest weinig sprake is. {Wordt vervolgd.) Dl. I, 1897 3 (1) Overbodig, er op te wijzen, dat de hoog- en laagwatertijden wisselen naar ge lang van den ouderdom der maan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 44