442 achtig, aan die uitnoodiging gevolg te geven. Daarop verzocht Ma joor Eilers een zijner officieren om zich vrijwillig als gijzelaar naar Padaman Tinggi te begeven, ten einde Datoe Baginda Alam op die wijze tot de gewenschte samenkomst over te halen. De le Luite nant Poland en de Toemenggoeng Kerto di Redjo, officier bij de barisan van den Ali Bassa Prawiro die Redjo (Sentot) voldeden aan dat verzoek en hunne moedige daad werd met gunstig gevolg be kroond. Ofschoon het modern oorlogsrecht in Europa voorschrijft, geene grijsaards, vrouwen en kinderen als gijzelaars te gebruiken, mogen wij hen als zoodanig van een inlandschen vijand eischen en wij moeten dat zelfs doen, indien zij tot de invloedi jjkste familiën behooren. Napoleon I zeide, dat de gijzelaars een der krachtigste middelen zijn om de bevolking van het bezette gebied in bedwang te houden, mits die gijzelaars talrijk en uit de invloedrijksten gekozen zijn. In 1893 namen wij een Atjehsch hoofd als gijzelaar aan. Parlementairs. Gezanten of zendelingen. Onderhandelingen. In de oorlogen tegen onzen inlandschen vijand zendt men van onzen kant. bijna abijd inlandsche parlementairs, omdat alle kansen bestaan, dat de Europeesche gevangen genomen, mishandeld of afgemaakt worden. Zelfs de inlandsche zendelingen zijn in hunne hoedanigheid van Polynesiër en Mohamedaan daarvoor niet gevrijwaard. Talrijke be wijzen hiervan kunnen wordeö aangehaald. Onze zendeling Chatib Moeliëng, die in 1824 door den Assistent- Resident Baud van Padang naar Bondjol werd gezonden om met den vijand te onderhandelen, werd vermoord. In April 1829 trof hetzelfde lot onzen zendeling Said (1) Salimoe'l Djafried, een Arabier met den Maleischen titel van Radja Perdameian, die met een anderen Arabier door den Kolonel de Stuers als onderhandelaar naar de Padri's was gezonden. Gedurende den Atjehschen oorlog gebeurde herhaaldelijk hetzelfde. Onze zendeling Said Abdoelah werd in 1879 in Gigiëng vermoord. Een ander, onzen zendeling Soetan Maharadja, trof in 1880 hetzelfde (1) Zelfs de titel van Said, dien (leze Arabier droeg, weerhieid de Padri's niet, hem te vermoorden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 455