444 werping aan te bieden. Toen ik als civiel gezaghebber te Segli in 1887 onderhandelingen opende met den tegen ons in verzet zijnden Tengkoe Maharadja Bintara Pinang, gat ik zijn zendeling Abdoelah voor hem een tanda mata mede in den vorm van mijn sabel als bewijs mijner goede bedoelingen, waarop ik twee dagen later zijn eigen kle wang met een zeer beleefd schrijven ontving. Toen de Luitenant-Kolonel Elout den 12en Juli 1833 met eene kolonne van Kamang naar Boekit Kamang marcheerde, dacht hij aanvankelijk, dat de bevolking van Padang Koenjit zijn marsch naar Pau wilde beletten, waarop onzerzijds de noodige bevelen werden gegeven om den doortocht te forceeren, toen de bevolking als be wijs harer vredelievendheid, d. i. als tanda toendoek aan den ingang van Padang Koenjit een koe of djawi plaatste, waarop de kolonne ongestoord doormarcheerde. In Atjeh gold het uitsteken van witte vlaggen als bewijs van onderwerping, ofschoon wij daarmede vaak misleid zijn geworden. In 1874 door Merasa marcheerende, zag ik" den ingang van kampong's bewaakt door een paar mannen met ont- blooten klewang in de rechter en een kind aan de linker hand. Diiar gold dit als het symbool van vredelievendheid en moesten wij het als „pax intrantibus" vertolken. Parlementairs, gezanten, zendelingen van den inlandschen vijand, die op het oorlogsterrein van hunne onschendbaarheid misbruik ma ken, kunnen, in onze handen zijnde, voor eene militaire commissie worden gedaagd. KatoendoeJcan. Hieronder verstond men gedurende den Padrioor- log onze requisitiën. Deze waren niet gering. Van de Maleische bevolking eischten wij betaalde en onbetaalde persoonlijke of heeren diensten en leverantiën zooals: 1. krijgsdienst, levering van hulptroepen op eigenkosten; er streden soms 15000 man tegelijk; onder hen waren velen uit de Bataklanden 2. politiedienst, wachtdienst 3. transportdienst, opvoer van vivres en materialen voor de troe penmacht 4. pionierdienst, arbeid aan onze versterkingen, wegen en bruggen, pasangrahan's

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 457