445 5. leverantiën van padi of bras, rundvee en bouwmaterialen voor onze versterkingen en kampementen. Men heeft deze requisitiëu herhaaldelijk drukkend genoemd. Ik zal het tegendeel niet beweren. Toch was hierbij, behalve eene schaduwzijde, ook eene lichtzijde. Zij, die over het onbillijke oi onwettige dezer requisitiën hebben geschreven, vergaten, dat de wijze, waarop zij door onze civiele ambtenaren geregeld waren, een der krachtige middelen was om eene nauwelijks aan ons gezag onder worpen bevolking onder tucht te brengen. Van al de hierboven genoemde diensten bleef de Groot-Atjehsche bevolking tot 1886 vrij. Toen deed ze wachtdienst en van 1893 tot 1896 krijgsdienst 1). Spionnen. Het staatsbelang kan soms eischen, aan ondernemende personen, wanneer zij daartoe, bereid zijn, diensten op te dragen, die, ofschoon hoogst nuttig, toch, wat de uitvoering betreft, niet volkomen voldoen aan de strenge leer der zedekunde of die, naar de heerschende begrippen der loyauteit, niet volkomen correct zijn maar laag op die personen of hunne diensten nederzien, mag men daarom niet. Wat den een wegens gemoedsbezwaren of de aan die diensten verbonden gevaren daarvoor doet terugdeinzen, is voor den ander een prikkel, die te aanvaarden. Deze ziet slechts het nut, dat hij doen kan en stapt over vele bezwaren heen om aan het ver trouwen te beantwoorden, dat in zijne schranderheid en energie wordt gesteld. Mannen van avontuurlijken aard vooral worden daardoor geprikkeld. Het zou onbillijk zijn, hun ook het bezit van eergevoel te ontzeggenwant niet zelden ziet men in Europa officieren wien het niet aan eergevoel ontbreekt zulke diensten in tijd van oorlog of vrede aanvaarden, ofschoon zij weten, dat zij bij ontdekking een smadelijken dood of gevangenisstraf zullen ondergaan. Een goed georganiseerde spionnendienst is voor ons bestuur in Atjeh eene groote kracht. Roguet schreef dan ook: Dl. I, 1897. 40 1) In 1880 begon de Gouverneur van Atjeh, doch zonder veel vrucht, in Groot- Atieh bevolJcingsjjatroiiilles te organiseeren. Later, na de concentratie liepen in 1886 en 1887 dergelijke patrouilles in Merasa en de XIII moekim's Oleh Karang; na 1888 ook in Mesdjid Raijn. Tan Mei 1894 en gedurende 1895 deed de bevolking in Groot-Atjeh tegen betaling transportdiensten (opvoer van vivres naar onze pos ten buiten de geconcentreerde stelling).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 458