448
2. „Tegelijkertijd kunnen met de legers de personen worden krijgsge
vangen gemaakt, die, ofschoon zich daarin ophoudende, niet bepaaldelijk
daartoe behooren, zooals de correspondenten, de reporters van dagbladen,
de marketenters, leveranciers, enz., enz."
In de oorlogen tegen een inlandschen vijand, die geene georgani
seerde legers bezit, geldt te dien aanzien natuurlijk een geheel an
der beginsel. In die oorlogen staat de geheele bevolking de
vrouwen en kinderen niet uitgezonderd als wettige en openbare
vijand tegenover onze troepenmacht en kan men geen onderscheid
maken tusschen strijdenden en niet-strijdenden. Allendie tot dien
vijand behooren, knnnen krijgsgevangen worden gemaakt, zooals
trouwens gedurende den Padrioorlog is geschied. In de „Memorie
over het oorlogvoeren op Sumatra" van den Majoor Hendriks leest men:
„Eene andere straf, die men den vijand kan opleggen, is, dat men den
hulptroepen vergunt, in de vijandelijke kampong's komende, krijgsgevan
genen te maken. Ook deze straf is eene zware; want daarvan maakten
de Maleische hulptroepen ook deerlijk misbruik. De gevangen genomen
personen waren in den regel onschuldige vrouwen, kinderen ofboedak's.
Zij werden wel niet mishandeld, maar niet anders dan tegen hoogen los
prijs teruggegeven."
Oorlogsrebellen kunnen, in onze handen vallende, nimmer in de_
rechten treden van krijgsgevangenen. Dit is ook het geval met
deserteurs, oorlogsverraders, roovers en maraudeurs. Zij worden voor
eene militaire commissie, een krijgsraad of eene burgerlijke recht
bank gedaagd en, in afwachting van hun vonnis, in verzekerde be
waring gesteld.
Het beginsel, weggelegd in art. 56 der Amerikaansche „Instruc
tions," geldt ook voor den krijgsgevangene, die door ons op den
inlaridschen vijand wordt gemaakt:
„A prisoner of war is subject to no punishment for being a public
enemy, nor is any revenge wreaked upon him bij the intentional inflic
tion of any suffering, or disgrace, by cruel imprisonment, want of food,
by mutilation, death or any other barbarity."
Het staatsbelang kan echter eischen om inlandsche krijgsgevange
nen, die in hun eigen land blijven, wegens gevaar voor ontvluchting,
onder zeer strenge bewaking te stellen, ja zelfs in onze gevangenis-