455 standen beter kunnen beoordeelen, zijn we ver van verzekerd, dat de straf de ware schuldigen getroffen en het doel bereikt heeft1) Evenmin ging het aan, in 1886 eenige Atjehsche kampong's binnen de geconcentreerde stelling solidair aansprakelijk te stellen en te straffen voor de overvalling van een onzer patrouilles in de nabijheid dier kampong's door Atjehers van buiten de geconcentreerde stelling. Bombardementen. Het bombardement of liever de beschieting is gedurende den Atjehschen oorlog zeer veelvuldig toegepast, zoowel door de land- als de zeemacht. In vroegere jaren noemde men in Atjeh het in brandsteken van kampong's tuchtigen. In latere jaren is de tuchtiging synoniem geworden met de beschieting door artillerie vuur. Geschiedde deze beschieting als maatregel van représaille, dan werd, bij de toepassing van het solidariteitsstelsel, hieraan zeer vaak eene verkeerde beteekenis gegeven. Herhaaldelijk werden van 1885 tot 1887 verscheidene kampong's buiteu de geconcentreerde stelling door ons artillerievuur getuchtigd, omdat uit een kampong op onze troepen was gevuurd. In den oorlog tegen een inlandschen vijand heeft er bij de beschie ting van kampong's geen voorafgaande waarschuwing daarvan plaats, zooals volgens Europeesche begrippen bij een bombardement geschiedt, om aan grijsaards, zieken, vrouwen en kinderen gelegenheid te ge ven, zich te verwijderen of te bergen. Evenmin kan men zich in den oorlog tegen een inlandschen vijand aan het beginsel houden, dat niet bezette of niet verdedigde plaat sen niet mogen worden gebombardeerd, tenzij het behoud van de eigen troepenmacht dit onvermijdelijk maakt. Yoor het behoud onzer troepenmacht kon alleen het bombardement van den Kraton in Groot- Atjeh noodig zijn geweest, voordat deze in onze macht was, en die Kraton was eene vesting. Al zijn de Atjehsche kampong's geene vestingenze zijn voor onze troepen even zoovele beniing'sdie wel niet door eene georganiseerde strjjdmacht, maar door de geheele weerbare bevolking bezet en verdedigd worden. Het bombardement heeft een groot en moreel effect, vooral wanneer het tegenover de Atjehsche bevolking niet vaak, maar geheel onver- 1) „De Waarheid, enz." pag. 181.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 468