458
valt. daarop nooit te rekenen. Wij moeten derhalve met den Atjeh-
schen vijand nooit een wapenstilstand sluiten en, mocht het ooit
noodig zijn, dan een zeer korten. De Generaal de Koek schreef:
„Lange stilstand van wapenen is goed voor den vijand, maar niet
voor ons".
Woord- of trouwbreuk. Het oorlogsrecht verwerpt elke woord-of
trouwbreuk ook tegen den vijand. Het verbreken van het aan den
vijand gegeven woord en het niet gestand doen van de aan hem
gedane belofte is schennis van het volkenrecht. De Majoor der In
fanterie de Quay liet, volgens het journaal van den Kolonel van der
Hart, den 26en April 1833 Toewankoe Alam, toen deze onze verster
king te Biaroe binnen kwam, gevangen nemen, nadat hem uitnaam
van den Majoor door den Regent van Tanah Datar, in het bijzijn
van andere Sumatraansche hoofden, onschendbaarheid van persoon
was toegezegd. 1) Hoeveel ridderlijker handelde Antonius Hambroek
in 1652 op Formosa tegenover den Chineeschen zeeroover Coxinga!
Zonder trouw en vertrouwen is een rechtstoestand tusschen oorlogs
partijen ondenkbaar.
De oorlogsverklaring is vóór het begin der vijandelijkheden ver
plichtend. Ofschoon het oorlogsrecht niets positiefs omtrent deze
verplichting bevat, is zij zóó in het rechtsbewustzijn der menschheid
vastgeworteld, dat zelfs Alfoeren, Dajak's en Batak's van vriend
schap niet tot vijandschap overgaan, zonder dit te voren te hebben ken
baar gemaakt. In het nalaten dier verplichting schuilt veel onridderlijk
heid. Gedurende den Padrioorlog heeft onze vijand ons gewoonlijk zijne
aanvallen met de redenen, waarom hij daartoe overging doen aan
kondigen. Toen dan ook de Kapitein der Infanterie Goffinet den
28en April 1821 de kampong Soelit Ajer zonder voorafgaande oor
logsverklaring had aangetast, werd deze daad als zoodanig door den
Gouverneur-Generaal van der Capellen afgekeurd. 2) Toch zijn er,
zooals hierboven reeds gezegd is, van 1700 tot 1870 tusschen de
1) Goneraal-Majoor A. J. E. Dieniont, „Mededeelingen uit den Padri-oorlog na
1880." (Indisch Militair Tijdschrift, 1876, 1877).
2) E. B. Kiels'ra, „Sumatra's Westkust van 1819 tot 1825."